homepage
portfolio
rood natuurkrijt/ red chalk
curriculum
kalligrafie/ calligraphy
Prenten_Prints/ Prenten_Prints
bibliotheek/ library
schilderskisten/ artists paint boxes
sitemap
Translation of this page into English by Google
(Go back and klick again on the translation link if not all Dutch text is translated the first time.)


Zoeken binnen website

rood krijt/ red chalk
    Inleiding
    Papierpreparatie
    Krijtstiften
    Grondstoffen
    Krijtstiften maken
    Krijtstiften slijpen
 ° Krijtkleuren
    Hanteringswijzen
    Corrigeren krijtlijnen
    Krijthouders
    Krijttekeningen fixeren
    Krijtstiften opbergen
    Literatuur

   Tekentechniek ca. 1700


Dit artikel incl. de afbeeldingen is auteursrechtelijk en copyright -technisch eigendom van Jaap den Hollander (Copyright© 2021).   Overname of verwijzing is alleen toegestaan na toestemming van de auteur.
e-mail: jcdh
De eerste versie van dit artikel verscheen op 20 augustus 2011.
De verschillende pagina-onderdelen worden visueel onderbroken door fleurons.

Laatst bijgewerkt:  20 januari 2021
logo
Tekenen met Rood Natuurkrijt en andere materialen
(rötelstein, pierre sanguine, red chalk)

Kleurnuances van Rood Natuurkrijt (Rötel/Sanguine)
blad met verschillende rötelstiften die qua hardheid en kleur onderling verschillen
Testblad met voorbeelden van de verschillende kleuren rood krijt (Rötel) uit Theley
Aan de buitenzijdevan een Rötelsteen is niet altijd te herkennen welke tint of toonwaarde de rötelstiften, die eruit zijn gezaagd, op papier zullen afgeven. Vandaar dat proefjes daarbij helpen. Soms biedt een stiftvorm nadien uitkomst. Opvallend is dat de dunne lijnen ook met scherfachtige stukken heel goed aangebracht kunnen worden. Rondom de natuurkrijtstiften is een stukje aluminiumfolie gewikkeld om de handen schoon te houden

Different shades of red chalk - sanguines de différentes couleurs - verschiedenen Rötel Farben
Graphite,  Ampelite etc.

Grafiet (Graphite)
 In 2017 is een onderdeel over grafiet als tekenmateriaal toegevoegd
(In 2017, a graphite component, as a drawing material, has been added)


N.B. Kleuren van reprodukties zijn nooit 100% betrouwbaar. Op deze pagina is daarom optimaal aandacht besteed aan de juiste kleurweergave. Foto's van brokken natuurkrijt en hun stiften laten daarom tevens een meegefotografeerde krijt-tekening in het betreffende materiaal zien of een (eventueel gecorrigeerde) scan van het origineel. Ter vergelijking zijn een aantal links naar afbeeldingen van werk van o.a. Antoine Watteau toegevoegd. 


fleuron7


NIEUW Op 17 november 2020 is een Nederlandstalige publicatie uitgekomen getiteld " Tekenen met Rood krijt in de tijd van Antoine Watteau ". In deze studie komen diverse aspecten over leven en werken van Watteau aan de orde met het accent op zijn tekentechniek. Watteau's roodkrijt-gebruik wordt aan de hand van diverse praktische en theoretische aandachtspunten onder de loep genomen. Ter gelegenheid van het feit, dat Watteau in 2021 driehonderd jaar geleden is overleden wordt uitgebreid visueel en textueel stilgestaan bij de locaties waar hij heeft geleefd en gewerkt. Vooral de plaats waar hij de laatste maanden van zijn leven heeft doorgebracht wordt onder een vergrootglas gelegd. De digitale versie van deze studie is in PDF-formaat beschikbaar via Google Books. Mocht u een volledig activeerbare digitale PDF-versie (9,85 Mb) willen ontvangen neem dan contact op per email met de auteur (zie mailadres linksboven op deze pagina).



Pierre Sanguine/ rötel/ "rood" natuurkrijt

Bij Georgius Agricola komen we in deel II van zijn   "De Natura Fossilium"  (oorspronkelijk in het Latijn geschreven en uitgekomen in 1546) een onderscheid in drie kleuren rötelkrijt tegen.
In de Engelse vertaling luidt het tekstfragment over Rode oker tinten in de buurt van St. Wendel als volgt: "......There are three varieties of the latter, a deep red, a light red, and one of an intermediate color. ......".
Dit laat zien dat er al vroeg (1546) sprake was van kleurvariaties in rötelkrijt.  Als men, zoals ik, de beschikking heeft over een grote hoeveelheid krijtstenen kunnen er zes à zeven varianten worden onderscheiden.
In onderstaand schema wordt dit uitgewerkt.

Kleurenscala Pierre Sanguine of Rötelstein (belangrijkste kleurgroepen)
kleurenscala kleuren sanguine of rötel uit Theley
a.      
b.
c.
d.          
e.       
f.        
g.       
N.B. Meer druk op krijt kan vanaf d. een iets donkerder tint opleveren                                                                    

Rötelsteen (uit Theley) komt in de volgende kleurnuance groepen voor (verlopend van licht naar donker): 



NEDERLANDSE KLEURNAMEN VOOR NATUURKRIJT
 IN KLONTEN of brokken/ stukken:
FRANSE TERM:
BENAMING BIJ CONTÉ (sinds/ omstr. 1979):
Mogelijke herkomst
van de
krijtnamen bij Conté

Pigment kleuren/ etsinkt kleuren

a.
Bleek-rood/ rose/ licht violetgrijs.
Lichte variant, (bevat weinig ijzeroxide (hematiet)?). 
Rose tot grijs-violette ondertoon.
Meer druk bij het tekenen op de stiftpunt levert  nauwelijks een donkerder lijn op.
Bole Blanc, roze
roze Portrait

?
b.
Lichtbruin/ beige
O
ranjebruine tint, (o.a. door zwavel en oker?),
Meer druk op stift bij het tekenen levert nauwelijks een donkerder lijnvoering op.
Een (ijzer)roesthoudende en bijna witte klei  kan vanwege de geel-bruine ondertoon van ijzer(III)  in deze nuancegroep worden geplaatst
Roest is gehydrateerd ijzer(III)oxide
donkerder dan a.
Argile ochreuse rouge, orange (les bruns, où dominent le jaune-orangé et l'orangé)




rouille
?
Brun Portrait

siënna naturel (licht)
c.
Rood/Naturel/ rode klei / rode bolus (zacht)
Bij meer druk op stift neemt de toonintensiteit enigzins toe. 
IJzerdeeltjes komen meer overeen met Hematiet (IJzer(III)oxide of rood ijzeroxide (Fe2O3)) (gedehydrateerd) 
donkerder dan b.
Terra sigillata, kleur van engobe op gebakken rode klei
L'ochre rouge naturelle,
craie rouge,
sanguine naturel,

Sanguine Naturel
Kleurnaam voor ongebrande rode oker.
sanguine
d.
Kastanje Bruin (warm),
Marron / Rood Bruin
Warme, oranje-rode ondertoon.  
Schijnbaar "vettige" streek.  Gladde streek, bij extra druk meer contrast.
Bij meer druk zijn donkerder lijnen mogelijk.
donkerder dan c.
Geschikt voor bijv. modeltekening (Academie) op formaat 26 x 39,5 cm. vanwege benodigd contrast op afstand.
Marron (les marrons tendant sur l'orangé- rouge),
rouge sanguine, 
rouge-brun
orange foncé
Sanguine XVIIIe siècle
Kleurnaam die verwijst naar de tinten waarin de 18e eeuwse gravures à la manière de  crayons vaak zijn afgedrukt (vaak warme roodbruine kleuren). De 18e eeuw is de "Gouden Eeuw" van de (gereproduceerde) tekening in Frankrijk.
gebrande siënna

Er is ook nog een krijtkleur die koel bruin-roze is en  poederig van karakter.  Deze kleur is zeer zeldzaam en kwam alleen in enkele kleine brokstukken voor in de vele kilo's krijt die door mij .zijn onderzocht.
Meer druk levert geen donkerder toon op.


De toonwaarde van deze krijtkleur ligt tussen d. en e. in.
mogelijk vergelijkbaar  met caput mortuum (licht)
e.
Bruinrood (koel),   "Theleyer rood"
donker rozerood
Geen warme ondertoon.
Koel bruin met rode gloed.
Krijt tekent "stug"
Bij meer druk op stift donkerder tint
donkerder dan d.
Sanguine brûlee,
Brun rouge,
Rouge (plus) foncé 
(le bordeaux, à dominante entre rouge-orangé et rouge-pourpre)
rouge sang

Sanguine Watteau
'Want sanguine is de uitverkoren techniek van Watteau; Hij  heeft zelf een sanguine dat hem alleen lijkt toe te behoren, een sanguine met een purperen tint, dat zich onderscheidt van het gebruikelijke bruine sanguine, en dat zijn charmante kleur en zijn huidskleur (incarnaat) ontleent aan het leven zelf;......" (fragment uit de aantekeningen van Edmond de Goncourt, 1822-1896)
Kleurnaam die verwijst naar Jean-Antoine Watteau, beroemd Frans tekenaar/schilder uit het eerste kwart van de 18e eeuw.
De krijtnaam is twee eeuwen na de geboorte van Watteau bedacht door fabrikant om hem te eren..
rode oker
f.
Donkerbruin (koel, violetachtig bruin, zeer donker bruin,  o.a. door fijne kleideeltjes)
Onder fel zonlicht is er een groene zweem zichtbaar. Mogelijk reflecteren de fijne klei partikels bepaalde lichtstralen.
donkerder dan e.

Brun, (Negre, Moresque 1787, voor 1794),
brun
Sanguine Medicis
Kleurnaam die verwijst naar de machtige familie van de Medici's en hun kunstmecenaat. Zie de kleur van het donker roodbruin marmeren wapenschild, ingelegd in de vloer boven de graftombe van Lorenzo de Medici in de San Lorenzo te Florence (begin van de 17e eeuw).  Ook de kleur van geronnen en gedroogd bloed kan wellicht aan deze tint worden gekoppeld.
Maar ook het eeuwenlange medicinale gebruik van rötel als bloedstelpend middel (vgl. aluin)  kan hier misschien een verklaring voor de naamgeving zijn. 
gebrande omber


Er is ook nog een zeer donkere (wat paars aandoende) variant krijt die tegen de kleur  "dodekop" aan zit en nogal poederig is bij het tekenen. Bevat waarschijnlijk een zeer hoog hematiet-gehalte.  

Er zijn diverse krijttekeningen van Jean-Baptiste Greuze in deze donkere kleur uitgevoerd. De kleur straalt nogal een, in mijn ogen, melancholische sfeer uit.
caput mortuum (donker), ook wel ossenbloed genoemd
g.
Bister of Sepia (vgl. leverkleur) donkerbruin met een groenzweem, koel bruin
toonwaarde tussen d. en e.
Bistre?
Bistre
Kleurnaam die verwijst naar de kleur van haardplaat-roet (bitter/bister) of naar de vloeistof die inktvissen naar hun vijanden spuiten (sepia).   ongebrande  omber
sepia (gebrand en ongebrand), bistre

N.B. dit schema is voor het laatst bijgewerkt op 20 februari 2018. 
Zie ook: http://leherautdarmes.chez.com/emaux.html , https://de.wikipedia.org/wiki/Bolus_Armenicus, Natuurlijke haarkleurenhttp://www.sigarenwiki.nl/index.php?title=Dekblad_kleur  enz.

Natuurlijk zijn er bij natuurkrijtstiften per kleurgroep onderling ook weer lichte variaties mogelijk. 
Toch is het ook mogelijk dat aan één stuk krijt de uiteinden verschillende tinten bezitten. Dat is verklaarbaar door de plaats van de uiteinden in de krijtklont waaruit ze afkomstig zijn.  de buitenkant van een krijtsteen kan duidelijk afwijken van de kleur in de kern.
Conté's Sanguine schetskrijt stiften (Carrés esquisse/ Sketching carres) zijn beschikbaar in dezelfde kleuren en kunnen zonder veel moeite herleid worden tot kleuren die als rötelstenen in Theley al eeuwen zijn gedolven.
Kleurnamen in het Frans voor verschillende sanguinekrijttinten zijn:  orange, ocre, marron, beige of de reeks:  rouge, marron (kastanjebruin), sépia, ocre,  rouille (roestkleur
).


Gewassen rötelkrijtkleuren op oud gevergeerd papier
rötelkrijt: als krijt en gewassen
Overzicht van rötelkrijtkleuren: als krijt en gewassen met water op gelijksoortige, iets vergeelde,  papierstrookjes van gevergeeerd papier uit 1844
De kleuren zijn per groep met een letter aangeduid. Voor de wassingen is per krijtkleur gebruik gemaakt van rötelpoeder (slijpsel aangemaakt met een rasp) vermengd met water.
De proefstrookjes zijn na droging niet gefixeerd. 
Aanvullend zijn ook drie kleuren h, i en j toegevoegd.  H is een lichte sepia-variant, I is een roze-rode variant en J is een donker-violette variant.
Van de laatste drie kleuren is geen verder krijt in de vorm  van stenen beschikbaar. Alle tinten zijn afgeleid van krijt dat op een natuurlijke wijze is ontstaan in/bij Theley (Saarland/ Duitsland).




fleuron3




Terrae Sigillatae - kleuraanduidingen van rode Bolus-soorten en hun relatie met Rötelkrijt kleurnuances

Terra Sigillata of Terrae Sigillatae is de aanduiding van Romeins aardewerk van gebakken klei uit de klassieke oudheid met een warmrode kleur aan de buitenzijde, voorzien van decoraties in reliëf.
Maar het is ook een aanduiding voor medische pillen uit de klassieke oudheid en lang daarna.  Deze pillen werden gemaakt van allerlei, meestal, zachte kleisoorten waaraan geneeskrachtige werking werd toegeschreven.
Behalve aan de stempels werd hun herkenbaarheid ook beschreven op kleur, oplosbaarheid in water etc.  Apothekers verkochten vroeger deze pillen en zij waren tevens leveranciers van pigmenten en krijtsoorten.
De kleurnamen van de tabletjes "gezegelde aarde" zijn, voorzover het gaat om "Bolus rubra" of rode bolus, in veel gevallen ook te verbinden aan de kleuren die rötel-stiften dat als tekenkrijt te bieden hebben.

Al sinds de klassieke oudheid zijn er allerlei rode klei-soorten bekend als Terrae Sigillatae.  Al deze "bolus"soorten hebben gemeenschappelijk dat ze in de vorm van een pil oplosbaar zijn in water en geschikt zijn voor medicinaal gebruik. 
Zie Emanuael Mendes da Costa, A Natural History of Fossils, Vol. I, Part I., Londen MDCCLVII (1757), p. 9-14 en 86

Hij onderscheidt daarbij de volgende rode bolus kleuren (N.B. er zijn ook ander kleurvarianten in Bolus-typen, die worden hier echter buiten beschouwing gelaten):
- I.      Bolus Armena Rubra (diepe, helder rode kleur met een zweem van geel ). Deze bolus kleurt de handen (vgl. Rötel uit Theley)  Camerarius beschrijft een zwartachtig-rood gekleurde variëteit. Deze bolus kwam in Frankrijk niet echt uit Armenië maar uit Blois, Saumur en Bourgiondië of zelfs uit Baville (bij Parijs). Franse bolus bezit een lichtrode kleur, is bont met onregelmatige wit-gele vlekken. Bolus van Blois is geel, en veel lichter dan de meeste van de andere gele aarden.
- II.    Terra Lemnia Rubra bezit een bleke vleeskleur tot een  matte gele kleur bij verhitting.  Bolus van Lemnos/ Lemnische aarde bezit een bleke bruin-rode kleur volgens Galenus.
- III.   Bolus Virginiana, Pensylvanië. Bleek-rode of roze kleur  met helder gele spikkels,  moeilijk oplosbaar in water
- IV.   Bolus Anglicana rubra.  Mat rood van kleur. Geaderd en met grijze spikkels. Gemakkelijk oplosbaar in water. Herkomst: Norfolk.
- V.    Terra Melitensis rubra. Bolus met een diep rode kleur. Twijfelachtig of het van Malta komt.
- VI.   Bolus Bohemica rubra. Boheemse bolus (bezit een gele kleur, met een zweem van rood, en in het algemeen een vlokkige textuur, vgl. groene aarde). Lost niet gemakkelijk op in water. 
- VII.  Terra Laubacensis rubra.  Rood van kleur.  Vindplaats:  Laubac in Wetteravia, zes mijl van Frankfurt.  Er komen op deze vindplaats veel kleurvarianten voor: grijze, blauwachtige,  groene en witte maar meestal bleek rood.
- VIII. Bolus rubra.  Helder rode kleur met enkele lichte schakeringen van bleek geel. Geeft een beetje af aan  de handen.  Land van herkomst: Turkije.
- IX.   Bolus Hassiaca rubra.  Bolus uit Hessen in Duitsland. Diepe mat-rode kleur. Geeft kleur af aan de handen. Lost goed op in water.
- X.    Bolus Turcia rubra. Kleur is zeer diep rood met een bruine zweem.  Geeft geen kleur af aan de handen. Herkomst Turkije.
- XI.   Bolus Seichaviensis rusa. Vindplaats Silezië.  Rood achtige klei-kleur. Lost niet snel op in water.

N.B. Mogelijk zijn de Röthelkleuren uit Theley aan deze Bolussoorten te verbinden. In het algemeen is klei die "rode bolus" wordt genoemd gemakkelijk met water oplosbaar, smeuïg en wordt gebruikt als ondergrond bij het vergulden en ongeschikt als krijtstift om mee te tekenen.  De vorm waarin deze kleisoorten voor grootverbruikers (boekbinders, kunstenaars, restauratoren etc.) in droge vorm op de markt komt, is die van een bolus. Aan de "bolusvorm" (een kleine opgaande gedraaide kleicilinder)  is te zien dat de bolus eerder als kleipasta is aangemaakt en niet in de natuur in die vorm voorkomt. De diameter van zo'n bolus is ongeveer vijf cm, de hoogte drie.





fleuron3


Eerste ijkpunt: de kleur van menselijk bloed vergeleken met rötel-/sanguinekrijtkleuren

Bloed(vers en oud)- & sanguinekrijt-kleuren De kleur van dezelfde bloeddruppels (boven nog vochtig en onder al ingedroogd) op een papieren zakdoekje vergeleken met tinten rötel-/sanguinekrijt.

Duidelijk zichtbaar is dat het bloed in beide toestanden veel roder is dan de rötel-/sanguinekrijtkleuren.

Pas in gedroogde vorm benadert de kleur van bloed enigzins de kleur van rötel- /sanguinekrijt in de tint "bruinrood", de één na bovenste in de reeks.
Proefje uitgevoerd op 28 april 2016


fleuron3

Een volgende poging tot het ijken van krijtkleuren
Ter vergelijking en ijking zijn enige natuurlijke bronnen om enkele tinten van rötelkrijt (of pierre sanguine in diverse nuances) te onderscheiden.  Twee warme krijttinten uit het schema hierboven zijn vergeleken met natuurlijke kleuren op de foto's hieronder.

    rouille (ijzerroest)  en nuance krijtkleur rötel  Roestkleur en oker uit Roussillon   kastanjebruin als ijkbare kleur   
- Links: Drie ijzerplaatjes met roest (roestkleur, rouille). Ter vergelijking ernaast licht geel-bruin sanguine krijt. De twee meest links ijzeren plaatjes zijn bedekt met een dunne roestlaag na een korte oxidatietijd.
Het meest rechtse ijzerplaatje van de drie is al wat langer aan het roesten en oogt wat donkerder. Het oppervlak van dat plaatje is ook onregelmatiger.

De kleur rötelkrijt die er qua nuance het dichtst bij de kleur van ijzerroest komt is getest op geschept papier uit 1844 en op wit printerpapier. De geteste krijtstiften zijn onderaan in beeld.
Opvallend is dat de invloed van de papiersoort op de aangebrachte krijtkleuren: op papier uit 1844 is de uitstraling warmer/ geliger dan op glad, helder wit hedendaags papier.
- Midden: Oranje-gele oker (ingedroogd uitgewassen pigment in de vorm van brokjes) uit Roussillon benadert de roestkleur ook maar is voller van kleur omdat er geen/ nauwelijks kleislib in zit.
- Rechts: Kastanjebast (kastanjebruin, marron)  kan goed als ijkkleur dienen voor een wat donkerder tint sanguinekrijt waar meer hematiet in zit. Uitgegaan is daarbij van de "verse" bastkleur en niet de ingedroogde tint, die donkerder en minder levendig is.

gele oker en rode oker (ijzerroest en hematiet?)
Hiernaast is een proef te zien (uitgevoerd op 15 april 2016) waarbij ijzerroest na verhitting van kleur verandert. Er is één dun ijzeren plaatje gebruikt.

a. Op de bovenste afbeelding is een roestlaag te zien die is ontstaan na blootstelling aan een dun laagje water gedurende een ochtend.  De kleur van de roestlaag is geelbruin met een rode gloed.  (laagje gehydrateerd ijzer)

b. Op de middelste afbeelding is de achterzijde van het ijzeren plaatje te zien na blootstelling aan de hitte van een kaarsvlam.
Duidelijk is de kaarswalm (roet/ koolstof) te zien die de kaars aan de onderzijde op het ijzeren plaatje heeft gevormd tijdens het verhitten gedurende een minuut.

c. De onderste afbeelding toont het resultaat van de verhitting aan de bovenzijde. Er is in de roestlaag lokaal een kleurverandering ontstaan. Een deel (linksboven) van het laagje roest is donkerder en roder van kleur geworden (gedehydrateerd).

Hetzelfde gebeurt als we gele oker verhitten tot rode oker. 
Een proces dat men  "branden" noemt bij pigmenten.
Het rötelkrijt bevat o.a., zo lijkt het, heel fijne ijzerdeeltjes die zich in verschillende stadia van hydratatie en verhitting hebben bevonden/ nog bevinden. Dit proces kan ten dele de kleurnuances in de krijtstiften verklaren.


Pierres Sanguines of Rötelstenen laten aan de buitenzijde moeilijk zien welke krijtafgifte-kleur (streep/ streek, haal) op papier te verwachten is. Pas de gebruiker zelf ervaart de kleur in relatie tot de gebruikte papierkleur, motoriek en (het deel van) de steen waarvan de stfit van afkomstig is. Vandaar waarschijnlijk de meestal algemene aanduiding bij een roodkrijttekening is "materiaal: sanguine".  In de vakliteratuur is weinig te vinden over nuances van natuurkrijt-kleuren in sanguinekrijt. De krijtkleur van Rötelstein of Pierre Sanguine wordt in het algemeen onder "braun-roth" of "brun-rouge" ingedeeld.  Vanwege de massa-fabricage en de na-leverbaarheid van (gerolde) pastels en carré-vormige geperste en (gebakken) kunstkrijtstiften zijn er in de 20e eeuw kleurgroepnamen bedacht door de leveranciers van die fabriekskrijtstiften. 
De natuur laat echter een eigen ordening zien op basis van o.a. contrastwaarden, hematietgehalte e.d.



fleuron3


1690
André Félibien
André Félibien (1619-1695):  Des principes de l'architecture, de la sculpture, de la peinture et des autres arts qui en dépendent: avec un dictionnaire des termes propres à chacun de ces arts (2e éd.) / [par A. Félibien],  La Veuve de Jean Baptiste Coignard et fils J.-B. Coignard (Paris), 1690
"DE LA PEINTURE LIVRE TROISIEME
CHAPITRE III
De ce qu'on appele Deffein.
p. 403
.........neanmoins cet Ouvrage qu'un deffein, que l'on diftinguera feulement par la couleur des crayons, ou par l'encre dont on s'eft fervy:  Les uns employans avec les traits de la plume un peu de Lavit fait avec de l'encre de la Chine, ou le Biftre qui eft de la fuye bien détrempée d'autres de la Sanguine; d'autres de la Pierre noire, & ainfi chacun à fa fantaifie. Et l'on ne donne le nom de Peinture à quelque Ouvrage que ce foit que lors qu'on y employe des couleurs broyées à  huile ou autrement. Car encore qu'on faffe de fort belles Figures avec des Paftels ou crayons de differentes couleurs, qui font quafi le mefme effet que la Peinture, neanmoins on n'appelle pas cela Peinture, bien que pour exprimer la beauté de ce travail on paiffe dire que cela foit bien peint."
DICTIONNAIRE
p. 496
"AFFUTER fignifie parmy les ouvriers aiguifer.  Affuter les outils pour dire aiguifer. Quelques Peintres mefme difent affuter les crayons, pour dire aiguifer les crayons. Le mot d'affutage veut dire auffi fourniture d'outils. Eftre bien affuté, avoir. tout fon affutage, c'eft avoir tous fes outils prés de foy."
p. 585
"CRAYE matiere à faire des crayons & dont I'on fe fert dans la compofition de plufieurs couleurs à peindre. Les Anciens en avoient qu'ils nommoient Eretrienne, d'autre Selinufienne, ou Annulaire. Vitruve liv. 7. c 14.
CRAYONS pour deffeigner, qui font ou de craye blanche pour rehauffer, ou de pierre noire pour ombrer, ou de fanguine. On dit le premier crayon d'un Tableau, pour dire la premiere penfée;  l'Etquiffe, le premier deffein."
p. 697
"PASTELS; Ce font des crayons compofez de differentes couleurs que l'on broye, & dont l'on fait une pafte détrempée avec de l'eau de gomme & un peu de plaftre pour donner plus de corps. On mefle les couleurs enfemble felon les diverfes teintes qu'on veut faire. C'eft de ces fortes de crayons dont les Peintres le fervent pour travailler fur du papier, & faire des portraits ou autres chofes qui semblent eftre peints, mais qu'il faut couvrir d'un verre pour les conferver."
p. 747
"SANGUINE,
c'eft une pierre rouge dont l'on fait des crayons pour deffigner. C'eft la pierre ematite dont Pline parle au 20. chap. de fon 36. livre. & dit qu'il y en a de cinq efpeces.
Il y a auffi une pierre de ce nom qui fert à polir."

JdH:  Opvallend is de verwijzing, zowel  naar pastels als naar "crayons de differentes couleurs".  Die laatste "stiften" zullen dus zwart krijt, wit krijt en sanguinekrijtstiften in diverse kleuren zijn geweest.
De verwijzing naar Plinius de Oudere in de tekst uit 1690, hierboven, leverde een interessante vindplaats over hematiet en natuurkrijtkleuren op.



fleuron3

Philippe de la Hire (1640-1718)
Philippe de la Hire (1640-1718),
"Traité de la pratique de la peinture"
In onderdelen is de tekst mogelijk reeds in Parijs in druk verschenen in de periode 1666-1669 (zie: Sull'Educazione del Pittore storico odierno italiano. Pensieri di P. Selvatico, 1842). 
De tekst is pas
in zijn geheel in gedrukte vorm uitgebracht in 1730.

Académie des sciences (France). Histoire de l'Académie royale des sciences ... avec les mémoires de mathématique, de physique... tirez des registres de cette Académie. 1702-1797.
"Traité de la pratique de la peinture" maakt deel uit van een grotere publicatie over diverse onderwerpen geschreven door  Philippe de la Hire.
Paris, Imprimerie de Jean-Baptiste Coignard fils, 1730, tome IX, pp.635-730.

Philippe de La Hire (1640-1718) was directeur in 1702, 1710 en 1718 en in 1705 resp.1708 onder-directeur van de Koninklijke Academie van Wetenschappen in Parijs (ook Arts et Metiers vallen onder deze Academie).  Zijn vader,  Laurent de La Hire (1606-1656), was hofschilder onder Lodewijk XIV en heeft zijn zoon Philippe ook als kunstschilder opgeleid.  In 1678, werd Philippe toegelaten als lid van de Koninklijke Academie in de classe "Astronomie".  Zijn deskundigheid was echter veel breder dan de schilderkunst. 


Antoine Watteau werd in 1717, een jaar voor Philippe weer direkteur werd van de Academie, aangenomen als lid van de Academie met zijn schilderij getiteld: "L'Embarquement pour Cythère"
.

In de verhandeling van Philippe de la Hire over de Schilderkunst komen we op diverse plaatsen de term "sanguine" tegen.  Hoewel de titel suggereert dat hij het over "la Peinture" heeft is een belangrijk deel gewijd aan de tekenkunst (De la Pratique du Dessein).
In een bron uit 1775  worden de hoofdstukken van
"Traité de la pratique de la peinture" gekoppeld aan 1666 (François Rozier, Académie royale des sciences, France,  Nouvelle table des articles contenus dans les volumes de l'Académie royale....,  1775).
Philippe de la Hire heeft dus, volgens deze bron, mogelijk zijn artikel al op 26 jarige leeftijd geschreven.
Philippe studeerde al voor 1660 schilderkunst in Rome, waar hij om gezondheidsredenen in 1660, na de dood van zijn vader, weer naar terugkeerde. In 1664 kwam hij, welgesteld,  terug naar Frankrijk op verzoek van zijn moeder. Hij bleef tekenen en schilderen maar was vooral bezig met geometrie en astronomie.  Philippe was bevriend met de kunstenaar en wiskundige Abraham Bosse. Mogelijk heeft die hem beïnvloed bij het schrijven van "Traité de la pratique de la peinture".  Ook kende hij de gebroeders Huygens. De moeder van Philippe de la Hire stierf in 1669 en de twee huizen in Parijs werden samen nagelaten aan de vijf kinderen. Philippe de la Hire kocht de erfdelen van zijn broer en drie zussen uit kort na het overlijden van zijn moeder.
Hij trouwde met Cathérine le Sage in 1670 en zij gingen wonen in hun huis inde rue Montmartre. Hun twee huis in de rue Gravilliers verhuurden ze.  Er werden vier kinderen uit dit huwelijk geboren:  Cathérine-Geneviève (1671), Marie-Ann (1673), Gabriel-Philippe (1677) and Anne-Julie (1680). In 1681 overleed Catharine. In dastzelfde jaar huwde hij nog met Catharine Nonnet, een notarisdochter. Uit dat huwelijk kreeg Philippe nog vier kinderen. Catharine Nonnet overleed in 1709.  Het huis in Monmartre was erg klein voor het grote gezin. Zijn zoon Gabriël-Philippe, uit zijn eerste huwelijk,
was lid van de Academie sinds 4 febr. 1699.  Een andere bron spreekt zelfs van 1694.  Uit zijn  tweede huwelijk is zijn zoon Jean-Nicolas de la Hire (1685-1727, in 1718 gehuwd met Anne-Geneviève Hérissant). Jean-Nicolas was sinds 1716 lid van de Academie (als adjunct-botaniste vermeld in dat jaar).  Jean-Nicolas de la Hire was een leeftijdgenoot van Antoine Watteau en was goed bevriend met hem en bezat veel van zijn werken. 


De informatie over tekenen met sagnuinekrijt zou dan uit de periode in zijn leven komen dat hij een carriëre als schilder achter zich liet en veel meer wetenschappelijk bezig zou zijn op wiskundig, astronomisch en medisch gebied. De vakkennis uit de eerste helft van de 17e eeuw over het gebruik van sanguinekrijt en de eigenschappen ervan ligt dan ten grondslag aan zijn geschrift.
Het is mogelijk dat Antoine Watteau via Jean-Nicolas,een van de zonen van Philippe de la Hire, kennis heeft genomen van diens artikelen over tekenen. 

Hoofdstukken van
"Traité de la pratique de la peinture"
:  De la Pratique du Dessein, Des couleurs dont on se sert dans les différentes manières de peindre (Du Blanc, Du Jaune, Du Bleu, Du Vert, Du Noir), De la manière de glacer les couleurs, Des Outils nécessaires à un Peintre, De la peinture à Détrempe, De la Peinture à Fresque, De la Mosaïque, De la Peinture à Huile, De la miniature, De la Peinture sur le Verre qu’on appelle d’Aprest, De la Peinture en Email.  De totale tekst is uiteindelijk in 1730 verschenen in gedrukte vorm.
Philippe de la Hire schrijft op blz. 659 over het afgeven van sanguinekrijt-tekeningen bij het opbergen in mappen en wat daaraan te doen. Hij geeft ook aan dat sanguine-krijt een vettig soort krijt is, in tegenstelling tot zwart krijt dat droog is.  Het fixeren van roodkrijttekeningen wordt door Philippe de la Hire duidelijk beschreven.  Er kwam toen geen druppel fixatief aan te pas, wel schoon water. Opvallend is dat kenmerken als afgeven, vettigheid, onuitwisbaarheid met broodkruim e.d. typerend zijn voor Rötelkrijt uit Theley.


Hierna volgt, in het kader van de diversiteit van Rötelkleuren, het fragment over pastelkrijt met daarin een opmerking over Sanguinekrijt en de verschillende "roden" daarin (
p. 662)

"Il y a encore une espece de dessein qui represente les couleurs naturelles, mais seulement avec des craïons de couleur qu'on appelle pastels. Ces craïons de Pastel se sont avec toutes sortes de couleurs, et l'on en fait differentes nuances ou teintes en melant les couleurs avec le plâtre broïé très-fin et mêlé d'un peu ceruse ou de blanc de craie jusqu'au pastel blanc ou à la craie, comme nous avons dit cy-devant en parlant du blanc à rehausser; pour le noir on y emploie la pierre noire. Les autres couleurs se peuvent emploïer pures en les reduisant en craïons, et celles qui n'ont pas assés de solidité, on leur en donne en mêlant un peut d'eau de gomme dans la pâte pour les former. On y mêle aussi quelques fois un peu d'eau de savon pour les rendre plus dous s'ils sont d'une nature seche. La sanguine y est fort bonne et peut servir en bien des rencontres, car on en trouve de differens rouges. On connoîtra facilement la composition et la nature de toutes les couleurs dans la description de celles qui servent pour toutes sortes de peintures."

Vertaling JdH: "Er is [ook] nog een soort tekening die (de) natuurlijke kleuren weergeeft, met alleen maar gekleurde krijtstiften die pastels worden genoemd. Deze Pastelkrijtstiften zijn er in allerlei kleuren, en men maakt ze in verschillende kleurnuances of mengtinten door kleuren te mengen met gipspoeder, dat zeer fijn gewreven is en gemengd met een beetje loodwit of krijtwit tot licht pastelkrijt, zoals we al hiervoor hebben aangegeven om met wit te hogen; voor het "diepen" gebruikt men de zwarte [krijt]steen. Sommige pigmenten kunnen puur toegepast worden door ze tot stiften om te vormen, en die pigmenten die niet voldoende stevigheid bezitten kan men omvormen door het toevoegen van een beetje gomwater aan de pasta. Men voegt er soms ook een beetje zeepwater aan toe om ze wat zachter te maken als ze droog van aard zijn.  De sanguinestift is heel geschikt en dat komt goed van pas, want men vindt ze in verschillende roden.  Het is gemakkelijk om de samenstelling en de aard van alle kleuren te leren kennen in de beschrijving van die, welke dienen voor allerlei schilderwerk."



fleuron3



J. B. François-Étienne Ajasson de Grandsagne (1793-? of 1802-1840) en/ of Stéphane Ajasson de Grandsagne (1802-1840) (Stéphane correspondeerde met George Sand)
Stéphane was de broer van J.B.F.E.

J.B.F.E. Ajasson de Grandsagne heeft een Franse vertaling en een toelichting op Plinius geschreven.  Hij heeft onderzocht welke soorten hematiet Plinius heeft onderscheiden en daaraan worden door hem kleuraanduidingen (in vet aangegeven) gekoppeld.
"Histoire naturelle de Pline by Pliny, the Elder; Ajasson de Grandsagne,  Published 1829   Topics Natural history, Literatura Latina, Volume 20,  Publisher Paris : C. L. F. Panckoucke,  Pages 496, p. 291
De tekst uit 1829 op pagina 291, verwijzend naar Plinius toelichting, 
NOTES DU LIVRE XXXVII en XXXVIII. luidt:

"XXXVII, page 208, ligne 10. Hœmatites incenitur, etc. Il a été parlé plus haut des deux espèces principales d'hématite.  C'est sur la rouge ou fer peroxidé que Pline revient d'abord ; mais il dit aussi un mot de la jaune on brune. On donnait encore le nom d'hématite a l'oxide d'étain.
XXXVIII, page 210, ligne 3. Quinque genera hœmatitarum.
Les cinq variétés qui vont suivre ne coulent pas à fond la liste des variétés d'hématite rouge et brune , il s'en faut de beaucoup.  Toutefois, elles sont précieuses et nous font concevoir la meilleure idée des talens de Sotaque pour l'observation.
- La première variété n'est point décrite : il est présumable que c'est la variété la plus commune, le fer oxidé rouge compacte de Berzelius , à cassure unie et largement conchoïde , d'un rouge brun assez foncé , quelquefois très-vif, à filons, à masses, à couches considérables, qui parfois se scindent en prismes de cinq ou six pans.
- La deuxième variété comprend, à n'en pas douter,
1° le fer oxidé rouge concrétionné (très-dur, d'un rouge brun, à poussière rouge , renfermant toujours un peu de silice et d'eau , et  d'une pesanteur spécifique de 4,8 à 5) ;
2
° le fer oxidé rouge luisant (fer rouge écailleux , écume de fer), en masses d'un rouge sombre qui laissent sur les doigts un enduit gras de leur couleur.
- La troisième variété ne peut être que le fer ocreux ( hydroxide brun ocreux de Brongniart ) , qui est d'un jaune verdâtre plus ou moins brun , et qui n'est pas toujours très-tendre.
- La quatrième est évidemment le fer oxidé rouge ocreux , qui se distingue de tous les autres par son toucher qui est doux sans être onctueux. On ne l'exploite pas comme mine de fer, mais on  l'emploie dans la peinture. La sanguine ou crayon rouge des dessinateurs n'est que cet oxide plus ou moins mêlé d'argile. C'est aussi le rœthel de Werner.
- La cinquième est le protoxide lamellaire.
N. B. Si nous voulions sortir des hématites, il serait possible de retrouver la première variété dans le fer oligiste compacte ou noir, gris d'acier dans la cassure, à poussière brune ou rouge, légèrement attirable à l'aimant, toujours mêlé de fer magnétique et de fer oxidé, et allant, pour la pesanteur spécifique , jusqu'à 5,10 "

Samenvattend:  tinten van donker naar licht:  
rouge brun assez foncé, quelquefois très-vif   .........  d'un rouge brun, à poussière rouge ......... d'un rouge sombre ......... brun ocreux (jaune verdâtre plus ou moins brun) .


fleuron3

1708  (1687)
Henry Gautier
Henri Gautier (1660-1737),
L'art de laver, ou Nouvelle manière de peindre sur le papier ,... par le sieur H. Gautier, de Nismes. A Brusselle, Chez François Foppens, 1708
p16-18
Il y a encore le Craion noir, ou la pierre noire, dont la plûpart des Maffons & des Charpentiers fe fervent ; mais elle eft inutile pour travailler fur le papier, parce qu'elle eft trop dure.
Le Craion rouge, ou la Sanguine, qui eft une efpece de bol extrêmement fin, s'emploie fort aifément. De tous les craions ceux que je viens de nommer font les feuls qui font naturels. Mais comme on en fait plufieurs autres qui font artificiels, de toute forte de couleur, on garde en tous le même ordre pour la compofition. Suppofons ici que nous en voulions faire des rouges. Je confidere pour lors fi la couleur rouge dont je me fers porte la gomme, ou non. Si elle porte fa gomme je n'emploie point d'eau gommée , mais de l'eau feule. Et fi elle ne porte point de gomme, je me fers de l'eau gommée très-foible. Je prens donc du Cinabre pour faire le crayon. J'ai de l'eau gommée de l'autre côté. De la cerufe, & du plâtre très-blanc. Je broie tout cela enfemble , & je forme de petits bâtons de couleur qui me fervent à defiiner de la même maniere que fait le plomb de mer, & le crayon rouge. La pratique doit rendre maître ceux qui voudront faire ces fortes de crayons. Car le plus fouvent on les fait trop mols, & ainfi s'ufant trop facilement, on n'en peut pas deffiner, ou bien autrement étant trop durs à caufe de l'eau gommée qui eft trop forte, on ne peut pas les faire marquer. On remedie pourtant à tous ces défauts en les broiant derechef fur le marbre , & en y ajoutant de l'eau gommée s'ils font trop mols, ou bien y mettant d'avantage de couleurs en augmentant la compofition s'ils font trop durs; & enfin fi les crayons font trop foibles, & qu'il n'y aie pas affez de couleur, on poura leur en ajoûter, pour les reduire dans l'état que vous fouhaitez.
p41
La Sanguine eft une couleur qu'on tire des mines. Elle eft fort bonne, quoi qu'elle foit d'un rouge pâle & peu éclatant; on la broie avec un peu d'eau gommée.
Le Brun rouge eft encore neceffaire pour les Païfages; on le fait brûler pour le rendre plus doux. On le broie avec de l'eau gommée.
p45
La Sanguine doit être douce, & bien rouge.
Le Brun rouge doit être d'un rouge obfcur, & non pas pâle obfcur ; on le prepare comme l'ocre pour s'en fervir.

Vertaling JdH:
"1708
Henri Gautier (1660-1737),
De kunst van het wassen of de nieuwe manier van schilderen op papier ... door de heer H. Gautier, Nismes. Te Brussel, Bij François Foppens. 1708
p16-18
Er is ook nog het zwarte krijt, of de pierre noire, waarvan het merendeel van de metselaars en de timmerlieden  zich bedienen; maar dat is onbruikbaar voor werken op het papier, omdat het erg hard is.
De roodkrijtstift, of de Sanguine, die behoort tot een uitzonderlijk fijnkorrelige bolussoort, laat zich zeer gemakkelijk gebruiken. Van alle stiften, zijn die ik heb genoemd, zijn zij  [pierre noir en pierre sanguine] de enige die "natuurlijk" zijn. Maar daar men er verscheidene anderen van maken kan die kunstmatig zijn, in alle soorten kleuren, dient men vooral te letten op dezelfde dosering bij de samenstelling. Laten we hier veronderstellen dat we rode [stiften] zouden willen maken. Ik vraag  me eerst af of de kleur rood waarvan ik me bedien gom behoeft, of niet. Als ze gom van zichzelf bezit behoef ik geen gebruik maken van het gomwater, maar alleen van water. En als het helemaal geen gom bevat, kies ik water dat zeer licht gegomd is. Ik neem dus [wat] Cinnabar om een krijtstift te maken. Ik heb ook wat gomwater opzij staan. Verder ceruse (loodwit), en zeer wit gips. Ik meng het allemaal door elkaar, en ik vorm kleine gekleurde stiften waarmee ik kan tekenen op dezelfde wijze als met grafietstift, en het rode krijt. De praktijk leert degenen die deze soort stiften maken, het onder de knie te krijgen. Want hoe vaker men ze te zacht maakt, en hoe gemakkelijker ze zich laten gebruiken, dan kan men er niet mee tekenen, of anderzijds als ze te hard zijn vanwege het gomwater, dat te sterk is, dan kan men ze niet laten afgeven. Maar we verhelpen al deze gebreken door ze opnieuw op de marmerplaat te wrijven, en er gomwater aan toe te voegen als ze te zacht zijn, of juist door het verhogen van de samenstelling als ze te hard zijn; & tenslotte als de stiften onvoldoende kleurkracht bezitten, kan men er [pigment/kleurstof] aan toevoegen, om ze te terug te brengen in de staat u wenst..
p41
Het Sanguine[krijt] is een kleur die men uit mijnen haalt. Deze [kleur] is erg goed, hoewel het ook bleek-rood en weinig sprekend kan zijn; men wrijft het met wat gomwater.
Het bruin-rood is tevens nodig voor de landschappen; men brandt het om het zachter te maken. Men wrijft het met gomwater.
p45
Het Sanguine[krijt] moet zacht zijn, en zeer rood.
Bruin-rood moet donkerrood zijn, en niet bleek-donker zijn; men bereid het als oker om het te gebruiken."

Commentaar JdH:   Henri Gautier vergelijkt in 1687 (oorspronkelijke uitgave) natuurkrijt en kunstkrijt met elkaar. Met kunstkrijt wordt in 1708 pastelkrijt bedoeld.  Interessant is de vermelding dat Sanguine zowel zeer rood als bleek-rood voorkomt in de natuurlijke vorm.
De term "plomb de mer" verwijst naar grafietstift. De verwijzing naar mijnen als plaats van herkomst van de pierre Sanguine is opvallend. De variatie in tinten van sanguinekrijt is voor hem een negatieve factor. Hij stimuleert juist het maken van "kunstkrijtstiften". Gomwater kan gemaakt worden door aan een half glas water ongeveer 4 druppels vloeibare arabische gom toe te voegen (JdH).  Sommige hedendaagse onderzoekers menen dat pas in 1750 de eerste kunstmatig vervaardigde krijtstiften beschikbaar waren.  Zie noot 50)  in studie van Sarah Beth Cantor: "GASPARD DUGHET: SOME PROBLEMS IN THE CONNOISSEURSHIP OF CHALK DRAWINGS", 2005. 
M.i. is er al eerder sprake van kunstmatige, met gom vervaardigde, tekenstiften van natuurlijk sanguinepoeder (1652, Thomas Jenner; 1666, Philippe de la Hire; 1690, Henry Gautier; voor 1700, Rosalba Carriera). 

fleuron3

Bron: Jacques Savary des Bruslons et Philémon-Louis Savary, Dictionaire universel de commerce, d'histoire naturelle et des arts et metiers divise en III volumes & en IV parties. Tome second, D--O etc. A Geneve, Chez les Héritiers:CRAMER & Freres PHILIBERT, MDCCXLII ( 1742, oorspr. 1664?)  , p 1345
"MlNE DE PLOMB , qu'on appelle aussi Plomb Minéral, Plomb de Mine, & Crayon. C’est une espèce de pierre Minérale d'un noir argenté & luisant, qui se trouve dans les Mines de plomb, & qui semble du plomb qui ne seroit pas encore arrivé à sa maturité.  C’est de cette pierre, que les Anciens nommoient Plombagine ou Plomb de mer, & que quelques Etrangers appellent Potelot, dont on fait les crayons dont les Peintres se servent à dessiner. Quelques Ouvriers en employent aussi dans leurs ouvrages. Il y a de trois sortes de Mine de plomb, la fine, la commune, & la Mine ou crayon en poudre. La fine est très rare & très chére: la meilleure vient d'Angleterre. Il faut la choisir 'bien briljante & bien argentée, ni trop dure ni trop molle, point graveleuse, d'un grain serré & fin, se sciant aisément, & se réduisant facilement en beaux 8c longs crayons. La plus grande partie de la Mine commune se tire de Hollande. Elle ne peut se couper en crayons, & aussi elle n'est propre qu'à mettre des planchers en couleurs, & à parer certaines marchandises des Marchands Chauderonniers qui vendent du vieux. Tout le choix consiste à la prendre sans pierre, sans machefer & sans menu. La Mine ou crayon en poudre est de la Mine de plomb de l’une & de l'autre sorte, bien broyée & réduite en poudre impalpable. Il y a aussi de la Mine de plomb rouge, que les Marchands Epiciers, Droguistes appellent quelquesfois Minium. Elle vient d'Angleterre, & est de quel ue usage dans la Médecine à cause de sa qualité ficcative. Les Peintres s’en servent, mais rarement. Les Potiers de terre en sont la plus grande consommation pour vernir leur poterie en couleur rouge-être. Cette sorte de Mine n'est point un minéral naturel: elle est faite avec de l'alquifoux ou plomb minéral mis en poudre & calciné au feu. Voyez ALQUlFOU. La Mine de plomb paye en France les droits d'entrée à raison de 12 f. du cent pesant, conformément au Tarif de 1664. "

JdH:
Het Nederlandse woord "potlood" kan in verband gebracht worden met het vermelde "Potelot". De Nederlanders zijn in de 18e eeuw belangrijke leveranciers van potloden voor algemeen gebruik.


fleuron3

1727
Josepho Stöcklein (1676-1733),

Allerhand So Lehr- als Geist-reiche Brieff, Schrifften und Reis-Beschreibungen,  Welche von denen Missonariis der Gesellschaft Jesu aus Indien  etc. , Verteutscht und zusammen getragen von  Josepho Stöcklein, gedachter Societät Priestern.  Der Zehende Theil etc. , Begreifft Ägyptische und Armenische Kirchen-Geschichten, Samt Einem Brieflein aus Sud-America,  Cum Privilegio Sacre Cefarea Majeftatis & Superiorum Permiffu,  Augsburg und Grätz / Verlegts Philipp und Martin Veith/ Gebrüder / 1727.  p. 67
In dit boek uit 1727 (trefwoord: rötelsteingrube)  komen we de volgend tekst tegen:
"Macarij (der Heilige)  Wüste/ ehedeßen die Einöde von Scethe genannt/ auf welcher der Berg Nitria; wie nicht weniger der See Natron; ein gewißes Schoberweis auf einander gelegtes Salz; das Waßerlose Meer Behar Belama; zu Stein wordene Maftödum; Gruben mit Adlersteinen; Binsen zum Decken flechten; Burdi oder Baftbäum (aus welchen vermahlen das Papier ist gemacht worden) item rother/gelber/weiffer Veyelblauer Sand: ein Rötelstein-Grube/ samt vier Klöstern (fo von mehr als dreyhundert noch übrig gebliben) anzutreffen feynd. - -"
Vertaling Jdh:
"Sint Macarius.  Woestijn / voorheen de woestenij van Scetis genaamd / waarop de berg Nitria; met vlakbij een zout(natron)meer; Zout dat als schollen op elkaar is gelegd; het waterloze meer Behar Belama; een steen geworden Mammoet; Kuilen met adelaarstenen; Biezen om daken te vlechten; Burdi of Papyrusriet  (waaruit na bewerking papier wordt gemaakt) eveneens rood/geel/wit en violet-blauw zand: een Rötelstenen groeve / samen met vier kloosters (die van meer dan driehonderd nog zijn overgebleven) aan te treffen zijn. - - "
Opvallend is dat hier vier kleurgroepen voorafgaan aan het vermelden van de tekst   ": een Rötelsteengroeve".  Dat kan er op duiden dat Stöcklein van mening is dat er in  rötelstenen eveneens meerdere tinten te onderscheiden zijn.


fleuron3

1753  (Oorspronkelijke Zweedse uitgave is uitgebracht in 1747)

Johan Gottschalk Wallerius
Johan Gottschalk Wallerius (1709-1785)

Minéralogie, ou Description générale des substances du règne minéral, par Mr. Jean Gottschalk Wallerius etc., Ouvrage traduit de l'Allemand, Tome Premier, A Paris, etc. MDCCLIII (1753)
"Minéralogie
p. 479-480
4. La fanguine, ou le crayon rouge
Ochra rubra cretacea. Rubrica. Rubrica Fabrilis. Ochra rubra naturalis.
C'eft une efpece d'ochre dure, d'un rouge foncé, mêlée avec une argille, qui la rend graffe au toucher, qui fe durcit dans le feu, y devient d'une couleur plus foncée, & eft propre à servir de crayon.
Vertaling JdH:
"Het is een hard soort oker, donkerrood van tint, vermengd met een klei, die een vettige streek oplevert, die verhardt in het vuur, daarbij donkerder van kleur wordt, en gemakkelijk als [krijt]potlood kan dienen."
Commentaar JdH:  Over de kleur van het sanguinekrijt wordt opgemerkt dat het donkerrood tot zeer donkerrood van tint kan zijn.
1763: Duitse vertaling van Wallerius "Mineralogie"  door Johann Daniel Denso., Berlin.  p. 343:   4. Röthelkreide. Rothstein.   Ochra rubra cretacea. Rubrica Rubriaca fabrilis. Ochra rubra naturalis 
"Ist eine harte, dunkelroth met Thone vermengte Ocher, welche sich fett anfühlet; erhärtet im Feuer, und wird dunkler. Taugt zum Kreide. "

Commentaar JdH. 
Natuurlijk heb ik het bovenstaande uitgeprobeerd met een stukje warm-bruin getint natuurkrijt (kleur b. in het schema hiervoor) boven een kaarsvlam.
Tevoren heb ik met de stift een aantal lijnen dicht bij elkaar getrokken op een vel wit papier.  Na de stiftpunt een tiental seconden in/boven een kaarsvlam te hebben gehouden en deze punt schoongeveegd te hebben (de roetaanslag verhinderde in eerste instantie de mogelijkheid om te tekenen) heb ik opnieuw op hetzelfde blad een aantal evenwijdige lijnen getrokken. Op de foto is het resultaat te zien. De oorspronkelijke tint  lijkt één gradatie te zijn opgeschoven. Tot mijn geruststelling kwam er tijdens het verhitten geen zwavel uit de natuurkrijt stift tot ontbranding. Mogelijk was de hoeveelheid daarvoor te gering of is het gebonden aan bijv. fijne kleideeltjes..

verschil tussen onverhit en verhit roetelkrijt
Linksboven de oorspronkelijke natuurkrijtkleur, middenboven de lijnen  getrokken
met een beroete, nog niet schoongemaakte, stiftpunt, middenonder de krijtlijnen
getrokken na verhitting.  Rechtsboven het gebruikte krijtstiftje in een porte-crayon.


fleuron3

1760
Pierre-Joseph Antoine
Pierre-Joseph Antoine (1730-1814)
Recueil de desseins de différens genre
Recueil de desseins de différens genre contenant 2 grandes accadémies, 11 grandes têtes et une petite accadémie, 5 feuilles de têtes, une tête de cheval , une feuille d'enfans, les trois Grâces, 35 sujets de peinture, 3 figures équestres, 3 bas-reliefs de. enz.
De map bevat 96 ingebonden bladen van 430x300 mm.
met (soms opgeplakte) tekeningen.
Gebruikt materiaal voor de tekeningen: "Recueil de dessins originaux à la mine de plomb, à la sepia et à la sanguine, de dimensions diverses." De krijttinten van de tekeningen in de map variëren sterk, maar zijn wel per studie in één tint.
De kleuren sanguine zijn te duiden als donkerbruin, lichtbruin/ bleekbruin, roodbruin, bruinrood, bleekrood, violetachtig donkerbruin. Daarnaast zijn er krijttekeningen in grijs en zwart krijt en tekeningen gemaakt met grafietstift.

De map bavat, naast een aantal academische modeltekeningen, veel studies naar klassieke romeinse beelden en reliëfs die in verschillende kleurtinten sanguine krijt zijn uitgevoerd. De datering van het werk in deze map is omstreeks 1760.
De map maakt tegenwoordig deel uit van de Collectie van Jacques Doucet.

 Pierre-Joseph Antoine 1760 Academiestudie         studietekening lichtgetint sanguinekrijt  P.-J. Antoine
Enkele voorbeelden van studietekeningen in bovengenoemde map, gemaakt door P.J. Antoine, rond 1760, in verschillende sanguinekrijtnuances.

Pierre-Joseph Antoine werd geboren in Brazey-en-plaine op 13 juni 1730 en overleed  2 maart 1814 te Paris. Hij was Ingénieur des Ponts et Chaussées en ingénieur-architecte van de stad Dijon.
Ook was hij docent aan de "Ecole d'architecture" van Dijon. 
In 1753 werd hij door Daniël-CharlesTrudaine de Montigny benoemd tot sous-ingénieur van de provincie Bourgogne.
Als gevolg van een reis die  Pierre-Joseph Antoine ondernam naar Rome tussen 1761 en 1763, ontdekte hij de  "style des Grecs et des Romains " die voor hem het meest verheven referentiepunt was, wat betreft de architectuur. 
De tekeningen in de map zijn gemaakt tijdens zijn studiereis naar Rome.  De datering van het werk zou dus i.pv. 1760  tussen 1761 en 1763 dienen te zijn.
In 1790 werd
Pierre-Joseph Antoine hoofd- ingénieur van het  département de la Côte d Or. Hij was lid van de l’Académie des sciences, arts et belles-lettres de Dijon.
Een groot deel van zijn tekeningen wordt bewaard in de Bibliothèque Municipale van Dijon.





fleuron3

1822
René-Just Haüy, "Traité de Minéralogie". Par M. L'ABBÉ HAÜY, seconde edition, Tome Quatrième, Paris, 1822.  (In 1801 verscheen al een editie van dit deel waarin de auteur nog "le citoyen Haüy" was en waarin onderstaande tekst niet volledig was opgenomen.) De volgende fragmenten tonen de relatie aan tussen Saarbrucken, röthel en "crayon rouge des dessinateurs".
p. 14 (Fragment)
"a. Globuliforme.
"12. Bacillaire-conjoint. On trouve cette variété près de Saarbruck, département de la Meurthe. On a remarqué qu'elle se rencontrait ordinairement dans des terrains argileux stratiformes, exposés à l'action des feux souterrains pseudo-volcaniques, et l'on a cru même que cette action avait déterminé la structure de ces masses, en y occasionnant un retrait qui aurait séparé les pièces dont elle est l'assemblage. Mais l'action du feu, pour le peu qu'elle eût eu d'intensité, aurait dû faire passer le fer bacillaire à l'état de magnétisme, puisqu'il suffit d'en présenter un fragment, pendant une ou deux secondes , à la simple flamme d'une bougie, pour le rendre attirable. Si le fer bacillaire a été exposé à l'action du feu, elle a dû être très modérée et n'avoir d'autre effet que de hâter la dessication.
Ce que l'on appelle communément crayon rouge des dessinateurs n'est autre chose qu'un fer oligiste terreux mêlé d'argile. C'est le rôthel de W.  Il forme en certains endroits des amas considérables interposés dans les schistes. Je l'ai placé dans ma distribution minéralogique des roches, sous le nom de fer oligiste argilifère. On trouve près de Saint-Calais, département de la Sarthe, de petites masses ovoïdes de fer oligiste terreux, qui ont une vertu polaire beaucoup plus sensible que celle même de la plupart des cristaux de cette espèce; ce qui est d'autant plus remarquable, que ces masses ont passé en partie à l'état de fer oxidé brunâtre, et que les autres morceaux de la même variété qui sont beaucoup plus purs n'exercent pas la plus légère action sur l'aiguille. Il serait difficile d'expliquer cette singularité."
p.90
"........On sait que le crayon rouge dont se servent aussi les dessinateurs n'est qu'un fer argileux, et que c'est encore au fer que l'encre doit sa couleur noire, et ainsi ce métal qui est d'une si grande rêssource pour les arts mécaniques, sert encore utilement l'art de copier la nature, et l'art plus intéressant de peindre la pensée....".


Vertaling van bovenstaande tekst van pagina's 14 en 90.
"a. Globuliforme" (inwendig homogeen, uit deeltjes opgebouwd lichaam, zonder concentrische lagen)
12. Fijnkorrelige-verbinding (structuur).
We vinden deze variëteit in de buurt van Saarbrücken, in het departement van de Meurthe (JdH: Het departement van de Meurthe was een Frans departement tussen 1790 et 1871, genoemd naar de rivier de Meurthe). Men heeft opgemerkt dat ze gewoonlijk voorkomt in terreinen met kleigrondlagen, blootgesteld aan de inwerking van hitte in een pseudo-vulkanische ondergrond en men heeft zelfs gemeend dat deze activiteit de structuur van deze massa had bepaald, door een plotselinge teruggang erin, die de stukken gescheiden zou hebben van waaruit zij is samengesteld. Maar de inwerking van hitte, voor zover die enige intensiteit zou hebben gehad, zou het fijnverdeelde ijzer magnetisch hebben gemaakt, aangezien het voldoende is om een ​deel, gedurende een seconde of twee, in een eenvoudige kaarsvlam te houden, om het aantrekbaar / magnetisch te maken. Als het ijzer erin blootgesteld is geweest aan de inwerking van hitte, had die zeer gematigd moeten zijn en geen ander effect hebben gehad dan het drogen te versnellen. Dat wat men in het algemeen rood krijt van tekenaars noemt is niets anders dan een ijzerhoudende aarde vermengd met klei. Dit is Röthel volgens W.  (JdH: W=Johan Gottschalk Wallerius, 1709-1785,  een Zweedse chemicus en mineraloog)  Het bestaat op sommige plaatsen uit aanzienlijke massa's ingekapseld in leisteenlagen. Ik heb het in mijn mineralogische indeling onder de [rubriek] rotsen geplaatst onder de naam "fer oligiste argilisère" (ijzer in hematiethoudende klei).  Men vindt in de buurt van Saint-Calais (JdH: Saint-Calais ligt iets ten oosten van Le Mans), departement Sarthe, kleine eivormige hoeveelheden ijzerhoudende aarde, die polair veel gevoeliger zijn dan zelfs de meeste kristallen van deze soort; wat des te opmerkelijker is, daar deze massa's ten dele opgebouwd zijn uit bruinachtig geoxideerd ijzer en dat de andere stukken van dezelfde soort die veel zuiverder zijn, niet de minste [aantrekkings]kracht uitoefenen op de magenitische naald. Dit verschijnsel is moeilijk te verklaren."

p.90
"Men weet dat het rode krijt waarvan ook tekenaars gebruik maken niets anders is dan ijzerhoudende klei, en dat ook inkt haar kleur er aan ontleent, en dat dit metaal een heel belangrijke bron is voor de kunstnijverheid, en eveneens dient ter weergave van de natuur, en de interessante kunst van het uitbeelden van de gedachte....."

Commentaar JdH:  We komen de kleuraanduiding "rouge" tegen bij krijt bedoeld voor tekenaars.  Helaas wordt er geen verdere diversiteit in krijtkleuren vermeld.  Wel wordt er een verbinding tussen Saarbrücken, rötel ende bruikbaarheid van dit krijt voor tekenaars gelegd.


fleuron3

1843
Nouveau manuel complet du peintre en bâtiments, du fabricant de couleurs, du doreur, du vernisseur, du vitrier et de l'argenteur... (Nouvelle édition... refondue... augmentée...) / par MM. Riffault, Vergnaud et M..., architecte
Auteur : Riffault, Jean René Denis Alexandre (1752-1826) p 12, p 355
Auteur : Vergnaud, Amand-Denis (1791-1885)
Éditeur : Roret (Paris)
Date d'édition : 1843
p12
Les bruns sont produits par des substances plus on moins obscures; ils semblent être, en général, formés par la combinaison de plusieurs couleurs, parmi lesquelles les prédominantes dans les combinaisons donnent à ces bruns diverses nuances dont les principales sont : le brun-rouge, les bruns-jaunes, les bruns-violets, etc. Les bruns les plus connus, et dont on fait généralement usage, sont l'ocre de rue, la terra d'Italie, la terre d'ombre, le stil-de-grain brun ou d'Angleterre, la terre de Cologne, la terre de Cassel, le bitume, le bistre, l'hydro-cyanate de cuivre, le brun de mars, le brun de Burgmont, le brun de Van-Dyck, le brun rouge, le brun de bleu de Prusse. On trouvera chacune de ces couleurs à leur rang alphabétique.
p355
Sanguine, crayons rouges. - C'est l'argile ocreuse rouge graphique de Haüy: c'est une sorte- de schiste d'un rouge-brun, d'une texture compacte, employée pour faire des crayons rouges, parce qu'elle laisse des traces durables de sa couleur sur le panier. La sanguine entre aussi dans la composition de l'assiette.
In dit handboek valt op dat bij de bruinen een indeling in bruinrood, bruingeel , bruinviolet enz. wordt gemaakt.  Tevens is bij het sanguine krijt/ crayons rouge een vermelding dat dit krijt in de ondergrond trekt. René Just Hauy (1743-1822) heeft  dit vermeld in zijn "Traité  de MIneralogie".
Het lijkt erop dat er in de bruinen, maar dat kan voor elke kleurgroep gelden, op de achtergrond een kleurenspectrum meeloopt dat gebaseerd is op de kleuren van de regenboog.  Ook daar is een beperkt aantal tinten waarneembaar en benoembaar.


fleuron3

1844
Julius Adolph Stöckhardt (1809-1886)
Ueber die Zusammensetzung, Erkennung und Benutzung der Farben im Allgemeinen und der Giftfarben insbesondere, wie über die Vorsichtsmaßregeln beim Gebrauche der letzteren.  Von Dr. I. A. Stoeckhardt, Professor an der Königlichen Gewerbschule in Chemnitz und Königlich Sächsischer Apothekenrevisor.  Zweiter vervollständigter Abdruck. Leipzig. Weidmann'sche Buchhandlung. 1844. p. 35
"
Bezeichnungen für dasselbe sind: Englisch-Roth, rothe Erde, terra di Siena, kaput mortuum, Colcothar, Todtenkopf, Schön-, Sammet-, Kaiser-, Königs-, Nürnberger-, Berliner-, Pariser-, Französisch-, Chinesisch-, Indisch-, Persisch-, Neapel-, Mennie-Roth, rother Ocker, Almagra, Carnagione, mineralischer Purpur, Blut stein, Polirroth; Für lichtere Nüancen: Röthel, rother und armenifcher Bolus, Steinroth, Steinlila, Minaralrofa; Für braune Nüancen: braune Siena, Mahogoni-Kastanien-Braun, Braunroth, gebrannter Ocker.  Diese Erdfarben verdanken zwar sämmtlich ihre Färbung dem Eisenoxyd, allein sie treten in so verschiedenen Farbentönen und in so mannigfachen Formen auf, daß sich nicht wohl eine allgemeine Charakteristik derselben entwerfen läßt. Als Grundtypus ihrer Farbe ist das Braunroth anzusehen, dieses geht aber in den unmerklichsten Abstufungen auf der einen Seite ins Orangenrothe, auf der anderen ins Violette oder aber ins Schwarze über." 
In deze tekst uit 1844 vermeldt Stöckhardt (professor van 1838 to 1847 in Chemnitz) dat hij "bruinrood" als de basiskleur van een grote groep van "Aardkleuren" beschouwt. Deze basiskleur wordt aan de ene kant geflankeerd door een "oranje-rood" gebied, aan de andere kant door een "violet" gebied dat zelfs aan het zwart raakt.  In de praktijk is mij gebleken na het zagen en uitproberen van honderden natuurkrijtstiften dat hun kleuren groepeerbaar zijn op vergelijkbare wijze.  Opmerkelijk is dat Wilhelm Ostwald (1853-1932), later bekend door zijn kleurenleer, naar zijn zeggen sterk beïnvloed is door het werk van Stöckhardt.

fleuron3


De  kleurgroepen  zijn m.i. bij rötekstenen of pierres sanguines op basis van de zaag- , slijp- en tekenpraktijk en gelet op de contrastwaarden op wit papier, op te delen in: 
- Twee varianten zeer licht bruin (
wit krijt/ klei, spoortje hematiet (geeft roze/ lichtlila tint), spoortje zwavel, spoortje zeer fijne klei-partikels) en licht geelbruin (wit krijt/klei, wat meer zwavel en wat meer hematiet en fijne klei partikels).
- Vervolgens twee middennuances: de ijzerroestkleur of naturelkleur (toename zwavel /geel, iets meer hematiet, meer fijne kleideeltjes) en een overgang naar warm kastanjebruin (met minder geel/ zwavel en meer donkerrood/ hematiet, meer fijne kleideeltjes),
- Tenslotte een koel bruinrood (geel/ zwavel treedt daarin terug, nog weinig fijne kleideeltjes, zeer veel roodkleurend hematiet) en een donkerder bruin/ violet? (vettige streek, sterk kleihoudend, hematiet, nauwelijks zwavel?).
Los daarvan ook nog een soort bistre/ sepia tint waarin de zeer donkere toonwaarde vooral overheerst en er zelfs een groenige zweem te onderscheiden is.  Alsof de fijne kleipartikels zich direct met de zwavel, en slechts met een spoortje hematiet en de aanwezige klei/krijt mengt.
Uiteindelijk zal chemisch onderzoek over de dosering van de samenstellende factoren die de kleuren lijken te bepalen  uitsluitsel moeten geven. 



Het is mogelijk om het aantal kleurnuances terug te brengen tot de helft door a. de varianten binnen de groep lichte tinten als één geheel te zien (de lichtste tinten). b. De naturel sanguine kleur of ijzerroestkleur en marron of kastanjebruin beide ook als één groep te beschouwen en tenslotte c. donkerder bruinrood en donkerbruin bijeen te voegen tot "bruinrood/ brunrouge) Vreemde eend in de bijt blijft dan bistre/ sepia.  We kunnen dan vier hoofdgroepen in "sanguine-tinten" onderscheiden.

Het lijkt erop of in de 16e t/m de 18e eeuw producenten van natuurkrijttekenstiften geen belang stelden in benoembare kleurnuances bij "sanguine"krijt.
Toch is het afdrukken van gravures die gebaseerd waren de reproduktie van rood-krijttekeningen "à la manière de crayon"
wel in de 18e eew opgekomen.
In de drukinktkleuren moet de diversiteit aan sanguinetinten zeker zijn toegenomen. 
In boeken/ mappen met oude academie-studies komen we krijttekeningen in allerlei gradaties en nuances tegen.
Ook de hele lichte krijtsoorten (violet-roze en bleekbruin) zijn gebruikt voor modelstudies op groot formaat.
Mogelijk omdat meer druk geen extreme contrasten opleverde en de licht krijtlijnen nog te wissen waren en dat bij beginnelingen een bijna dwingende didactische omgang met het materiaal vereisten.
De donkere tinten vereisten een veel grotere tekenvaardigheid omdat éénmaal  getrokken lijnen onuitwisbaar waren.
Ook het vegen in of poetsen van kleurpartijen is in de uiterste "sanguine"polen minder goed door te voeren. 

Het advies van auteurs van tekenschool-literatuur is meestal om het meest rode en donkerste krijt te kopen.  Dat betekent dat er vroeger meerdere tinten sanguine krijt te koop waren.
Reden om donkere krijttinten aan te bevelen is waarschijnlijk de betere contrastwaarde van drie krijttinten (bruinrood, zwart en wit) op getint of van een lichte kleurtoon voorzien papier.
De "à trois crayons"-techniek werd toegepast op o.a. blauwgrijs, grijs (licht gebleekt), rozerood of vergeeld (beige) papier. 
 

fleuron3


Aan rötelstenen is aan de buitenkant slecht te zien welke krijtkleur ze afgeven. Dat is alleen via de eerder beschreven test vast te stellen.
Door dunne arceerlijnen met een rötelstift op papier te trekken en deze lijnen lokaal te verdichten is de krijtkleur goed te onderscheiden.
Eventueel kan men het materiaal ook nog wat uitvegen om de "doezelkleur" te herkennen.

Het testen van rötelstenen
Het testen van Rötelstenen op wit papier. De streek en de kleur verschillen, evenals het uiterlijk van de stenen.
De linkersteen geeft een wat droge streek in de kleur "Sanguine Naturel", de rechtersteen levert een wat vettige warmrode streek in de kleur "Sanguine Kastanjebruin", een warme donkerbruine tint.
Opvallend is het verschil in oppervlak van beide stenen.
De linkersteen is van buiten brokkelig en hoekig, de rechtersteen is afgerond en vertoont, uitzonderlijk, een gestolde vloeistofdruppels structuur op een deel van het oppervlak.


Rötelstiften met dezelfde kleur kunnen onderling verschillende eigenschappen bezitten. De hardheid van stiften kan verschillen. Ook kunnen stiften soms "droger" (poederachtiger) of "vettiger"van karakter zijn.  Stiften laten dan bij dezelfde kleur meer of minder krijtpoeder achter op papier.  Welke krijtkleur en soort stiften men het liefst gebruikt hangt o.a. samen met het papierformaat, de papierkwaliteit, de tint van het papier, de motoriek van de tekenaar en het motief of de voorstelling.
Hoe lichter de krijtstiftkleur, des te dichter is bij natuurkrijt de krijtmassa en des te langer duurt het zagen. Een lichte kleur natuurkrijtstift, zoals Portret-roze, voelt speksteen-achtig aan,  heeft een hele fijne korrel en bezit een grote materiaaldichtheid. Daardoor slijten deze krijtstiften nauwelijks.
Rötelstenen met een lichte krijtkleur zijn schaars. De donkere krijtkleur Sanguine Bruin is redelijk zaagbaar maar valt ook snel uit elkaar bij het zagen en slijpen. Dit krijt laat meer  poedervorming zien bij het tekenen dan de lichtere tinten natuurkrijt. Het werkt echter wel prettig in het gebruik. Helaas isde krijtkleur aan de buitenzijde van de donkere natuurkrijtstenen  (c. t/m g.) en stiften niet te zien. Een klein aantal stiften combineren soepelheid van kleurafgifte met scherpte van lijn. Dat kan men alleen ervaren door ze uit te proberen. 
Soms leveren stiften van één en dezelfde steen een andere kleur dan in het midden van zo'n stift. Dat kan bijv. bij breuk het geval zijn.  Inconstistentie van een roodbruine krijtkleur binnen één stift is heel vervelend als men met een groot studieblad bezig is. Dit is mogelijk één van de redenen dat "kunstmatig" vervaardigd krijt van o.a. Conté de markt heeft kunnen veroveren. 

Jean-Félix Watin
In de uitgave van een 18e eeuws boek uit Frankrijk over schilderen, vergulden en vernissen zijn  in de lijst met rode pigmenten kleurnamen van rode en rood-bruine tinten te vinden.      
Jean-Félix Watin (1728- ?), l'Art du peintre, doreur et vernisseur, Ouvrage Utile Aux Artistes & Aux Amateurs Qui Veulent Entreprendre de Peindre, Dorer & Vernir Toutes Sortes de Sujets et Bâtiments, Meubles, Bijoux, equipages
&c, F. J. Desoer, Paris, 1772, 1e druk bij deze uitgever (in 1773 verscheen de 2e druk, in 1823 de 8e druk). Het boek verscheen eerder onder dezelfde titel in 1751 en bij uitgeverij Chardon in Parijs in 1755. Ook is er een uitgave bekend bij uitgeverij Durand in 1776 (3e druk).
De kleurnamen die we hier tegenkomen zijn:  l'ochre rouge naturelle,  l'ochre brun-rouge d'Angleterre (rode okersoort uit Engeland) en le rouge de Prusse (levendiger dan brun-rouge en verkrijgbaar in carreaux of blokjes 'en rouge').

1787
Luc-Vincent Thiéry, Almanach du voyageur a Paris: contenant une description exacte & ìntéressante de tous les Monumens, Chefs-d'oeuvre des Arts, Etablissemens utiles, & autres Objets de curiosité que renferme cette Capitale: OUVRAGE utile aux Citoyens & indispensable pour l'Etranger A PARIS, Chez Hardouin, Libraire, rue des Prêtres Saint-Germain-l'Auxerrois, vis-à-vis l'Église; & au mois d'Avril, dans le Jardin du Palais-Royal; sous les arcades à gauche, No. 14.  (1787)
Dit boek bevat op blz. 53 het volgende tekstfragment over kleuren van Sanguine Crayons  (let op! vermeld artikel gaat over kunstkrijt en niet over pierre sanguine (natuurkrijt)):

"...........Fabrique Royale de Crayons de composition, de différentes couleurs & teintes, inventés & composés pour les Artistes des Académies Royales de Peinture, Sculpture & Architecture , & pour les Amateurs, tenue pour le sieur Nadaux , Graveur et Dessinateur Breveté du Roi, seul possesseur du secret du sieur Dumarets, Peintre & Dessinateur.
On trouve dans cette Fabrique, approuvée par les Académies sus-énoncées, les Crayons ci-après détaillés; savoir:

____________________________________
lijst sanguine krijtkleuren 1787
______________________        
Crayons de Sanguine.        
                                       (tendre )
Plomb rouge ................(moyen)
                                        (ferme  )
  chaque espece à 12 sols* la douzaine. 
                                      
A Graveur.....................(tendre, ferme)                                                            idem.
Carmine fin, ferme, à 20 sols la douzaine
Brun...............................(ferme, tendre)
                          à  12 sols la douzaine.
Negre.....................(tendre,ferme)                                        idem
Moresque ferme, à 20 sols la douzaine.
Mine de Plomb rouge...(tendre, ferme)                                                           idem.
Craie d'Espagne.      
                                         (tendre,)
Blanc ..............................(moyen,)                                                       (ferme,  )
                       à 12 sols la douzaine.
Crayon gris de 4 teintes, idem.
Pierres Noires.         
                               (tendre,)
Noir....................... (moyen,)  idem.
                                          (ferme, ) 
Noir d'Italie ferme, à 20 sols la douzaine.
Mines de Plomb.    
Mine de Plomb............(tendre,ferme,)  idem.
Bronze ferme, idem.

*le sol, une monnaie de l'ancien régime français valant un vingtième de la livre tournois
(le sol est lui-même subdivisé en 12
deniers

Ned. vertaling:
___________________________________________

Roodbruine Krijtsoorten (herkomst ?)

                                   (zacht,  )
Rode  menie............. (middel,) iedere soort à 12 sols*  per dozijn.
                                    (hard, (vast) )
Graveermenie ...... (zacht,  hard) idem (oranjerode menie?)

Karmijn fijne korrel, hard (vast),à 20 sols per dozijn
Bruin..........................(hard, zacht) à 12 sols per dozijn
Zwart........................(zacht, hard) idem
Donkerbruin.............hard (vast), à 20 sols per dozijn
Rood meniepotlood.... (zacht, hard) idem

Krijt uit Spanje.
                             (zacht,  )
Wit ..............................(middel,) à 12 sols per dozijn
                                      (hard,   )
Grijs Krijt in 4 tinten, idem.
Zwart natuurkrijt .
                                       (zacht,  )
Zwart.............................(middel,)  idem.
                                        (hard,   )
Italiaans Zwart,  hard, à 20 sols per dozijn.
Grafietstift.
Grafietstift...............(zacht, hard, ) idem.
Bronskleurstift (roestkleur)     hard, idem.

*de sol, is een oude franse munt met een waarde van ééntwintigste van de "livre tournois"  (de sol is op zijn beurt onderverdeeld in 12 deniers)


On trouve en outre dans la Fabrique dudit sieur Nadaux , rue de la Vieille-Draperie, en la Cité , des Crayons d'Angleterre en bois de cedre; des Crayons à dessiner sur glace, & différens autres Crayons & Pastels de sa composition......."   


>>>>  Noot van JCdH:  Nadaux leverde in 1780 pastels volgens het geheime recept van de Academie dat Desmarest in zijn bezit had.  Lomet heeft dat recept echter openbaar gemaakt.
Zie hoofdstuk over "Zelf stiften maken".


Noot van JCdH:   In de uitgave "Watteau dessinateur" van Pierre Rosenberg en Louis-Antoine Prat (Louvre, Parijs 2011) verschenen bij de tentoonstelling in de Royal Academy in Londen in het voorjaar van 2011, staat in het hoofdstuk over << Des Coups ressentis>> : notes sur la technique de Watteau dessinateur door Louis-Antoine Prat (blz 21 t/m 25) ook een alinea over de krijtkleuren die Antoine Watteau gebruikte in zijn tekenwerk.  Hij suggereert m.i. door deze verwijzing dat Watteau krijt uit deze fabriek zou hebben gebruikt..
Prat somt in zijn artikel krijtkleuren op zoals: carmine fin, brun, nègre en moresque.  Opvallend is dat hij in de rest van dit artikel niet ingaat op de 'pierre sanguine' zoals Watteau zelf wel noemt in zijn brief aan Jean de Julienne.  Prat vermeldt wel in zijn artikel dat Watteau zich onderscheidde van andere tekenaars door de fijnheid van de korrel van zijn sanguinekrijt (blz 21).  Juist rötel uit het Saarland bezit zo'n fijne korrel. 
Zou Prat niet afweten van het bestaan van Theleyer Rötel dat alle kleurnuances en  materiaaleigenschappen in zich verenigt?
 

Catalogi
Onderzoek in materialencatalogi e.d.  laat de volgende ontwikkeling van kleurnamen voor rood-bruin (Conté) tekenkrijt zien:
- 1829
A.M. Perrot, Manuel du Dessinateur, Paris: "sanguine ou crayon rouge, rouge plus foncée, pierre noire ou pierre d'Italie" en van Conté "crayons de pierre factice (zwart),  crayon rouge & blanche" (blz. 126)
- 1849 Winsor & Newton: Conté Crayons "Black, Red, Bistre". Wit krijt staat er niet bij.  (blz. 31)
- 1857 Goupil (Amerika)  Conté:  "black, white, red & gray crayons",  Lemoine:  "white, red & black" en  Chalks: "Italian"  (= zwart natuurkrijt)  (blz. 57)
- 1863 Winsor & Newton: Conté Crayons & Chalks  "black, white & red"  (native & artificial) (blz. 134)
- 1885 William Schauss: Conté Crayons Round "White, Red & Italian (black)"  (blz. 20)
- 1885 Hastings:  Royal Academy Crayons - Geo. Rowney & Co.  "Red, White, and Black"  (blz. 35)
- 1896 Winsor & Newton: Conté Crayons "black, red & white" (blz. 128)
- 1905 Le Franc & Cie:  Conté  "noirs, sanguine, blancs" en Le Franc & Cie "sanguine, blanc, gris clair et foncé"  (blz. 111)
- 1925 Bourgeois Ainé:  Conté "noir, blancs, sanguine, gris clair et foncé, bistre". (blz. 81)
- 1949 Winsor & Newton:  Conté Crayons which are in short supply "Black & Red"  (blz. 55)
-
1960 Conté wordt onderdeel van Blanzy-Conté-Gilbert  (overname door GILBERT-BLANZY POURE )
- 1968 (ca.) Lintel:  Conté (Blanzy-Conté-Gilbert) "noir, gris,  sanguine, bistre, blanc" (blz. 202)
- 1979
Blanzy-Conté-Gilbert (waar Conté onder valt) wordt overgenomen door BIC (
Becker Industrial Coatings)

Tussen 1968 en 1979 ontstaat bij Conté een duidelijke differentiatie in benamingen voor rood-bruin tekenkrijt. 

- 1979 Artel: Conté "Sanquine natuurlijke tint, Sanquine XVIII, Sanquine Medicis, Sanquine Watteau, Kastanjebruin-sepia, wit, zwart, div. grijzen" (blz. 52)
- 1981 Artel:  Conté "sanguine carre, sanguine XVIII, sanguine watteau, sanguine medicis, kastanjebruin, wit, grijs, zwart"  en Koh-I-Noor  "zwart, sanguine gebr., sanguine, wit, bistre, sepia, v. Dijckbruin, sepia Römisch, omber gebrand" (blz. 76)
- 1986 Van der Linde:  PITT (Faber Castell)  artist tekenkrijt carre "sepia midd., sepia roman, v. dijckbruin, omber gebr., bistre, sanguine gebr, sanguine, sanguine lt. (=licht), wit , zwart" (blz. 442)  en Conté "sanguine, sang. licht, sang. middel, sang. donker, bistre donk." (blz. 443)
- 1993 Van Ginkel: Conté "landschapstint, portrettint, sanguine, sanguine 18de eeuw, sanguine watteau, sanguine medicis, donkerbruin, wit, grijs, zwart" (blz. 104)                                            
- 2014 Rötel uit Theley komt in zeer veel verschillende tinten voor en is een uitermate fijnkorrelig mineralenmengsel bestaande uit "Thonblättchen (Schichtsilikaten), Quartz- und Feldspatkörnchen  sowie Hämatit als Farbpigment".
In de winkel van Swaak aan de Oudegracht in Utrecht kan men zelf uittesten in welke tint en hardheid men het krijt wil aanschaffen. Bij Swaak is een beperkt aanbod aan kleuren beschikbaar (zie verderop op deze pagina de uitgebreide informatie over krijtkleuren).


Conté brengt in 1979 en mogelijk al eerder (ruim 5 jaar voor de grote Watteau-tentoonstelling in 1984 het Grand-Palais in Parijs) een reeks carré krijtstiften uit in de meer genuanceerde roodbruine tinten zoals we die nu kennen. In 2011 maakt Conté ook speciaal reclame voor zijn serie sanguinekrijt in relatie tot een bijzondere tentoonstelling in Londen in de Royal Academy of Arts en in Hertford House (the Wallace Collection) met tekeningen van Antoine Watteau.

Tegenwoordig is het merk Conté à Paris onderdeel van 
LEFRANC & BOURGEOIS.  LEFRANC & BOURGEOIS is in 1983 overgenomen door BIC, een Zweedse firma die in 1874 door Carl Wilhelm Becker is gesticht en deel uitmaakt van de Beckers Group.  De Beckers Group bestaat uit BIC en ColArt International Holdings Ltd  (of ColArt Fine Art & Graphics Ltd.). ColArt heeft volgende merken onder zich:
Lefranc & Bourgeois
Opgericht in 1720
Sinds 1983 van BIC
Reeves
Opgericht in 1766
Sinds 1991 van BIC
Winsor & Newton
Opgericht in 1832
Sinds 1990 van BIC
Liquitex
Opgericht in1955
Sinds 2007 van BIC
Snazaroo
Opgericht in 1989
Sinds 2006(?) van BIC




fleuron3

Memorials of Edward Burne-Jones

De volgende tekst gaat over de Pre-Raphaelitische kunstenaar Edward Burne Jones en zijn uitspraak over het niet meer beschikbare rode natuurkrijt in zijn tijd:
"....Now the ancient red is a far more crimson and rosy tint than the dusty brown sticks they give us now, and I have understood always that the ancient red is exhausted and that we have fallen on evil days and can get no more of it, and as I am always asking about it of every colourman I meet, in vain…"(Memorials of Edward Burne-Jones, 1904, vol.2, p.322.)". Hij beschrijft als kleurkenmerken van rood natuurkrijt "crimson and rosy" (sterke, heldere dieprode kleur met een neiging naar roze). Deze kenmerken lijken sterk op die van Sanguine Watteau krijt.


fleuron3

Quand la gravure fait illusion
In het boek "Quand la gravure fait illusion, Autour de Watteau et Boucher, Le dessin gravé aux XVIIIe siècle" van het Musée des Beaux-arts de Valenciennes uit 2006, worden als verbijzonderingen van de kleur sanguine "rouge-brun", "rouge sanguine", "en rouge", "brun-rouge sanguine brûlée" en "en brun" vermeld bij een aantal afdrukken van prenten van krijt-tekeningen die volgens de "manière de crayon" zijn vervaardigd in de 18e eeuw. Verder gebruikt men vaak "sanguine" als kleuraanduiding bij de illustraties. Het feit dat collectioneurs hun tekeningen en prenten meer op onderwerp dan op gebruikt materiaal resp. techniek ordenen zal de reden zijn waarom er bij krijt-tekeningen zo weinig aandacht aan de kleurnuances van het sanguinekrijt wordt besteed. Natuurlijk is de reproduktietechniek in boeken en ook op het internet een mogelijke reden waarom de diversiteit van sanguinekrijtkleuren onderbelicht is gebleven.


fleuron3

Kleurbeïnvloeding
Behalve de gekozen krijtkleur speelt ook de ondergrondstructuur en de papierkleur waarop getekend wordt een belangrijke rol bij de kleurwaarneming. Dezelfde kleur krijt kan op verschillend gekleurd papier een heel ander effect opleveren.  Opvallend is dat schrijvers van boeken over tekeningen in hun materiaalbeschrijvingen van rood krijt tekeningen volstaan met termen als:  rood krijt, sanguine, red chalk, rötel e.d.. terwijl de rode krijtkleuren op besproken werkstukken/ reprodukties sterk uitlopen van okergeel-bruin tot bistre.
De indeling van de van rood natuurkrijt afgeleide kleurnuances bij sanguinekrijt die de firma Conté hanteert en die door andere kunstkrijtfabrikanten is overgenomen laat die diversiteit aan krijtkleurnuances, zoals die al eeuwen bij natuurkrijt/ rötel bestaat, duidelijk zien.
Conté gebruikt de volgende kleurcodes bij sanguine-potloden: 
Sanguine (naturel?/ roestbruin) (no. 610), Sanguine XVIIIe (no. 611),  Sanguine Medicis (no. 618), en Sepia (no. 617).
Tijdens een gesprek met drs. M. De Bruijn, kunsthistoricus te Maastricht, opperde deze ook nog als mogelijke oorzaak dat mannen minder goed kleurnuances kunnen onderscheiden dan vrouwen.  Bij rood-groen kleurenblindheid, kan de aangedane persoon niet of niet goed onderscheid maken tussen rood- en groentinten. Dit is niet zeldzaam: ongeveer een op de twintig mannen heeft het. De meest voorkomende stoornis is hier deuteranomalie. Onvermogen om rood te zien (1% van de mannen) of verminderd vermogen om rood te zien (nog eens 1% van de mannen) komt minder voor.
Tijdens een gesprek met een directeur van een bekend Nederlands museum met een unieke collectie oude meestertekeningen kreeg ik te horen dat de meeste reproduktiekaarten in de museumshop wat feller van kleur waren dan de werkelijke tekeningen om de verkoop te bevorderen. Jammer omdat zo'n reproduktie maatgevend is voor de indruk die men van een krijt-tekening heeft.


Helaas zijn ook digitale camera's qua digitale kleurweergave van opnames van tekeningen (wel/niet met flits, invalshoek van daglicht) niet altijd kleurzuiver en behoeven vaak kleurcorrectie.
Het is daarom zeer belangrijk dat men sanguinetekeningen zelf gaat bekijken in musea e.d. om tot een eigen oordeel te komen.


rötelkrijtkleuren
bleek-rood/ roze
licht-bruin
rood/ naturel 
rood-bruin/
kastanjebruin
bruin rood
donker-bruin
bistre      


een grote staaf rötel en extra kleuren rötelkrijt
Een dikke staaf rötelkrijt die uit een rötel"ei" of rötelklont is gezaagd (zie cursieve tekst eerder op deze pagina, waarschijnlijk is het formaat van dit soort dikke krijtstift bedoeld om merktekens op vee en jute zakken aan te brengen).
Het is echter ook heel goed mogelijk dat de rötelmarskramers deze voorbewerkte stukken krijt als halffabrikaat verkochten aan kruideniers e.d. in Parijs enz.. De teksten in publikaties waar, om zelf krijtstiften te maken, naar een mes of een vijl wordt verwezen bieden bij het gebruik van zo'n blok krijt ook een goede mogelijkheid het op die manier te bewerken. Een halfabrikaat leverde meer op dan de ruwe stenen. Eronder zijn wat extra rötelkleuren te zien die niet direkt passen in de hoofdgroepen aan kleuren.
De extra "pierre sanguine" of rötel (natuurkrijt)kleuren zijn bijv. bleek groen-bruin (beetje goudachtig) en een donkere, koele violet-bruine tint (tegen het zwart aan) en vol roze-rood



doos met rode natuurkrijt stiften (Rötel, Sanguine)
Doos met sanguine/ rötel natuurkrijtstiften geordend naar diverse kleurnuances incl. wit en zwart natuurkrijt. 
Op enkele plekken zijn ook Conté-krijtstiften en Conté-potloodstompjes te zien. Die zijn zo goed mogelijk ingepast in de kleurgroepen die rötel uit Theley laat zien.
De donkere blokjes linksboven zijn stukjes kneedgum. Aan de buitenkant van de krijtstiften is meestal niet te zien welke kleur ze op papier afgeven.

    
De sanguinetekeningen op onderstaande foto's zijn wat betreft  bleek-rood, licht- bruin, rood/naturel en Bistre op dezelfde kwaliteit en kleur papier getekend.

Bleek-rood of roze sanguine in Rötel (natuurkrijt)

Bolus Alba of portret sanguine   Rötelkrijt in portret-roze kleur       portret-roze natuurkrijt 
Een voorbeeld van Rötel in de kleur Bleek-rood of roze sanguine. Deze kleur  is als Rötelsteen zeldzaam. Het poeder dat vrijkomt bij het zagen bezit een warme lichte grijs-roze kleur.  De zaagvlakken zien er blauwig grijs-roze uit.  Een stiftpunt krijgt bij het slijpen een lichtgrijze, bijna witte tint die afwijkt van de rest van de stift, die aan de buitenzijde een warmroze kleur bezit.  De stiften zijn zeer compact qua dichtheid en tot hele dunne naalden te raspen.  Er is zeer fijn tekenwerk mee mogelijk maar door de lichte tint is dat helaas minder effectief dan men zou willen. Het kleurvlakje op de linkerfoto is met flinke druk op de stiftpunt aangebracht. Meer contrast is niet mogelijk. Vanwege de hoging met wit op de tekening is op de middelste foto ook eeen stukje wit Contékrijt afgebeeld.  Op de tekening van de geopende hand, is te zien welke kleur de stift oplevert.  Bijgaande link toont nog een toepassing in een krijtstudie, van mijn hand, van bolus alba-krijt op wit papier als achtergrondkleur en streepdessin in de kleding (tekening NAAR een fragment in een tekening van Watteau).
Soms maakte Watteau ook gebruik van een lichte sanguine krijtkleur om de globale opzet van een tekening of figuur te schetsen
De lichte schetsen in de collectie van het Louvre, die via http://www.culture.gouv.fr/public/mistral/joconde_fr   zijn te benaderen, zijn vaak contre-epreuves (oude afdrukken van originelen, die soms verloren zijn gegaan).
Die digitale reprodukties zijn vaak in een gelijkmatige tint weergegeven die lijkt op Bleek-rood maar dat dus niet is.  Helaas is de enige aanduiding van het gebruikte krijt bij al dat soort tekeningen "sanguine",  zonder een nadere aanduiding.



Licht-bruin in Rötel (natuurkrijt)
Rötelkrijt in portret-bruin kleur     portret-bruin
Voorbeeld van een tekening uitgevoerd in de kleur licht-bruin.  Licht-bruin  is een goudachtige warm-bruine sanguine tint. Waarschijnlijk wordt de kleur beïnvloed door een zekere hoeveelheid zwavel (of ijzeroër) in de stenen met deze kleur. Vooral de buitenzijde van deze steenbrokken laat bij een streeptest een warme bruine tint zien. De rötelstenen, in mijn bezit, die deze kleur leveren zijn klein van formaat waardoor er niet gemakkelijk vingerlange stiften uit zijn te zagen.  Ze breken ook snel. Het binnenste deel van de stenen is vaak warm donkerbruin van kleur.  Door bij het tekenen de druk te vergroten op een klein stiftoppervlak kan de tint op papier iets donkerder worden. Het contrast is echter beperkt, maar er is meer diversiteit mogelijk dan bij de lichtste tinten.  Rötelstenen met de kleur licht-bruin zijn zeldzaam. Bij meer druk ontstaan geen donkerder bruine lijnen (wel bij rood natuurkrijt of sanguine naturel).
Een voorbeeld van een krijt-tekening van Watteau waarin hij het "licht-bruin' als steunkleur heeft toegepast.


Portrettekening in sanguine portret-bruin (rötel)
Portrettekening in een sanguine (rötel) kleur die ligt tussen licht-bruin en rood/ sanguine naturel.  9 augustus 2014. Werkelijk formaat: 13 x 16,3 cm.


Rood of Sanguine naturel in Rötel/ bolus rubra
sanguine brun (Roger de Piles 1767)  of root-krijt (Goeree 1705)
rötel/sanguine naturel   rötel/ sanguine naturel, Christophorus  
Ariadne, krijttekening met Rötel   
Rötel in rood of Sanguine naturel kleur.  Links op de foto liggen gezaagde stukken rötel , het brok rötel waar een stift uit gezaagd is, wat zaag- en slijpsel , de stift (geslepen op een raspje, zie kleur licht-bruin) en een schetsje dat met de afgebeelde stift is gemaakt. Rechts is de schets in rötel rood/ sanguine naturel maar dan aangepast in een beeldbewerkingsprogramma ivm. de papierkleur te zien.  Rood natuurkrijt of Sanguine naturel is wat roder van tint dan andere stukken rötel . Dat is bij een groot stuk rötel aan de buitenkant ook goed te zien.  De structuur van deze rötelstenen is echter erg brokkelig. Dat maakt het moeilijk er stiften van te zagen.  Aan de buitenkant zijn deze stiften te herkennen door kleinen oneffenheden aan het oppervlak.  Rood of Sanguine naturel laat op papier een warm-rode gloed achter  met een geel oranje ondertoon. Wat vettig van streek. Geeft rode streek af en toe.  Toegevoegd is, ter illustratie, een roodkrijt tekening,  in sanguine naturel, die Ariadne voorstelt.  Sanguine naturel is een kleur die vaak tegenkomen bij 17e eeuwse tekenaars zoals o.a. Rembrandt.



Rood bruin /Kastanjebruin in Rötel (natuurkrijt)
(nog onder constructie)

sanguine 18e eeuw: krijt-tekening naar drie kleuren studie van Watteau     sanguine 18e eeuw natuurkrijt
Links voorbeeld van met wit krijt gehoogde krijt-tekening op getint papier (gebaseerd op de 'technique des dessins aux trois crayons' van Watteau) in de kleur  'Sanguine rood-bruin of  Kastanjebruin'.  Opvallend is de zeer warme, bijna branderige oranjerode-bruine tint.   Rechts nog een tekening in de kleur "sanguine kastanjebruin" gemaakt met Rötel natuurkrijt.  Dit krijt heeft een duidelijk "vettige" streek.  De krijtstiften zijn stevig, glanzen wat, en geschikt voor fijn tekenwerk in oranje-bruin.  Donkerder dan sanguine naturel.
 Zie ook bijgaand voorbeeld van de toepassing van 'sanguine kastanjebruin' krijt in het rechterdeel in een tekening van Watteau



Bruin rood in Rötel (natuurkrijt)
Rötelkrijt in Sanguine-Watteau kleur

Sanguine-Watteau natuurkrijt           
Uiterst links een Rötelstein in de kleur Bruin-rood waarvan een plak is afgezaagd. Daarboven enkele carrés en het restant van de afgezaagde plak. Daaronder is het krijtpoeder te zien dat is vrijgekomen. Dit poeder  kan worden hergebruikt om er, vermengd met wat water tot pasta, kunstkrijtstiften van te rollen. Tenslotte is een lange harde natuurkrijtstift in de kleur Bruin-rood te zien.  De stift die over de tekening ligt is geslepen aan een rasp.  De rötelsteen in de kleur Bruin-rood  is vrij groot van formaat waardoor er vingerlange stiften uit te zagen zijn. Om een indruk te geven van de werkelijke kleur op papier en van het papier is rechts een ingescande versie van de tekening (kopie naar een mogelijk zelfportret van Watteau) te zien. De kleurtint is zo zorgvuldig mogelijk aangepast. Deze kleur  werd door Watteau vaak gebruikt in zijn tekeningen en is volgens sommige auteurs (Concourt: 'Want sanguine is de uitverkoren techniek van Watteau; Hij  heeft zelf een sanguine dat hem alleen lijkt toe te behoren, een sanguine met een purperen tint, dat zich onderscheidt van het gebruikelijke bruine sanguine, en dat zijn charmante kleur en zijn huidskleur (incarnaat) ontleent aan het leven zelf") zelfs kenmerkend voor hem.
      
Donker-bruin (koel bruin) in Rötel (natuurkrijt)
Rötelkrijt in Sanguine-Medici kleur     Tekening gemaakt met Sanguine-Medici natuurkrijt op gevergeerd papier
Donker-bruin. Afgebeeld zijn links enkele modellen van raspen, middenboven ligt een stuk Rötel in de kleur donker-bruin, daaronder wat slijpsel en delen van gezaagde stiften. Het lijkt erop dat er een spoortje zwart/ paars in sanguine Bruin zit.  Er komen zowel zachte, poederachtige, als harde krijtstiften voor. Rechtsonder is een proefvelletje en een stukje aangepunt krijt te zien. Daarnaast een krijt-tekening van twee slakkenhuizen in donker-bruin op wit gevergeerd papier. Zie ter vergelijking een afbeelding van een tekening van Greuze.  Een aantal tekeningen van Greuze zijn uitgevoerd in deze, naar - op papier - paars neigende, krijtkleur. Het is de donkerste tint in het kleurenscala van natuurkrijt kleuren.


Bistre in Rötel (natuurkrijt)
bistre rötelkrijt toegepast in tekening     schets in Bistre-natuurkrijt   
Voorbeeld van Rötelstein-bistre of sanguine-bistre natuurkrijt. Links liggen wat carrévormige stukjes natuurkrijt, rechts zijn geslepen stukjes te zien waarmee is getekend. Bistre natuurkrijt is leverkleurig (roodbruin met een groenige zweem). Deze kleur oefent op een toeschouwer noch een naderende noch een wijkende werking uit. Met een goed gepunt stuk krijt en meer druk is een nog sterker contrast mogelijk. Op de rechter foto is de tekening in Bistre-krijt via de scanner en na kleurcorrectie in een beeldbewerkingsprogramma nogmaals te zien. Watteau paste deze kleur graag toe bij tekenen op bruin en grijs papier waarbij hij de hoogste lichten met wit krijt aanzette. 
Een voorbeeld van dit krijtgebruik door Watteau is te zien op een liggend blad (318x533mm) van een vrouw die op de grond zit met haar japon breed uitgespreid. Bijna als een tympaan is de figuur op het blad weergegeven.  
Ook in een krijt-tekening op een staand blad van een zittende Pers (250x212mm) uit 1715 is de bistre krijtkleur door Watteau in combinatie met zwart gebruikt.



Rötelstein kleuren en Rode bolus-kleuren
 
kleurproefjes met hard rötelkrijt uit Theley    proefjes met vier verschillende stukjes rode bolus 
Voorbeelden van gezaagde Rötelstiften en de bijbehorende kleuren naast voorbeelden van stukjes rode bolus en bijbehorende kleurproefjes.
Duidelijk zichtbaar is, bij gelijke druk, dat de rode bolus (ook als deze puntig geslepen is) veel breder tekent dan rötel.

  
      
Rötel uit Theley bezit als natuurkrijt meerdere variaties in hardheden en natuurlijk meer kleurnuances dan die van de machinaal vervaardigde krijtstiften van Conté. Bistre is een kleur die aan de rand van het sanguine-scala ligt.

Rötelstein-stiften zijn direkt gezaagd uit natuurlijke, kleurafgevende stenen en bezitten een natuurlijke cohesie die niet door een kunstmatig bindmiddel of bakproces is verkregen. De stiften bevatten een hoge concentratie aan ijzeroxide en leveren roodbruine lijnen op in vele gradaties.  De Rötelstenen vertonen uiterlijk geen gelijkenis met de stukken rode bolus of Terra di Pozzuoli (mocht dit echt in stukken bestaan). Rode bolus-stiften bieden, bij gebruik als krijtstift, vergeleken met Rötel-stiften een veel beperkter kleurengamma. Ook in het gebruik is er veel verschil tussen beide materialen. Rode bolus verpulvert snel en is eigenlijk ongeschikt voor het maken van werken op klein formaat papier omdat er geen continue haarscherpe lijnen mee te trekken zijn.

fleuron3

Ter aanvulling op de natuurlijke kleuren in het Rótelkrijtgamma:
Natuurlijke Purperkleurige oker uit een oude ijzermijn in het Royal Forest of Dean
Hoewel er mij geen vindplaatsen bekend zijn van purperkleurig (Rötel)krijt van natuurlijke oorsprong, wordt op zeer beperkte schaal wel purperkleurige oker gedolven in de Clearwell Caves in Gloucesterhire.


Jonathan Wright in de Clearwell Caves
In de Clearwell mijn bij Coleford is op 100 meter diepte een breed scala aan okers in lagen boven elkaar te vinden.
Op de foto hiernaast (geplaatst met toestemming van Jonathan Wright en genomen door Nicky Bailey), is Free-miner Jonathan te zien bij het inspecteren van de verschillende lagen.
De oker verpulvert en verbrokkelt grotendeels bij het delven. Jonathan legt dan ook bij het hakken een zeildoek op de bodem. Gelukkig heb ik van hem op verzoek toch enkele brokjes oker weten te bemachtigen om er proeven  mee te doen. Ik wilde graag de geschiktheid van de zeer donkerpaarse oker testen als tekenmateriaal op papier. In de "à trois crayons" techniek wordt normaal zwart naast rood en wit krijt gebruikt. Zou purper de kleur zwart kunnen vervangen?
Jonathan melde mij dat de purperkleurige oker wel 93% ijzeroxide bevat. Dat percentage komt overeen met de donkerste soort hematietpoeder.
Bij het tekenen met een schilfertje oker dient men over het papier te "aaien". Bij iets teveel druk valt het brokje pigment in poeder uiteen.
Vandaar dat er een test door mij is uitgevoerd om een stift te maken van purperkleurige okerpasta. Pigmentpoeder met een spoortje vloeibare arabische gom en enkele druppels water leverde na rollen stiften op die bruikbaar waren.
De stiften droogden echter slecht door de afsluitende werking van de metaaloxyde deeltjes. Ook treedt bij het rollen de arabische gom naar buiten waardoor de binding binnen in de  stiften na droging minder hecht is.

Klik hier voor een voorbeeld van een tweetal tekeningen waarin purperkleurig pigment/krijt is toegepast.


fleuron3



Wit natuurkrijt
vier witten: tekstblad 1   vier witten: tekstblad 1, direkt na fixatief spuiten   vier witten: tekstblad 1, na droging  vier witten: tekstblad 1, na veegproef 
V.l.n.r.  Proefblad met vier krijtvlakjes.  Hetzelfde proefblad direkt na fixatie (de donkere vlek rechts is nog vochtige fixatief).  Het proefblad na droging. Tenslotte rechts het proefblad na vegen met papieren zakdoek om de hechting te controleren. 
:

Kies zorgvuldig de papiersoort, de (witte) krijtsoort en de fixatief.
Witte krijtstiften kunnen worden gezaagd uit stukken (giet)gips (is wel wat harder dan Champagnekrijt) en uit stukken Champagne krijt (vroeger ook wel uit krijt uit Tripoli).
Ook wit pastelkrijt (op basis van Kaolien of porseleinaarde, vroeger uit Spanje of uit Rouen) is bruikbaar voor withogingen.
De lijnvoering van een gietgips-krijtje is het scherpst. Krijtjes van gips "klinken" helderder  dan de andere twee krijtsoorten.door de grotere dichtheid.
Op bruin pakpapier of geschept papier is  een wit krijtje van gietgips nog wel te gebruiken, op modern tekenpapier pakt het echter niet goed op de grein van het papier.
Belangrijk is ook hoe  zichtbaar het witte krijt blijft na fixeren.. Gietsgipslijnen lopen vergeleken met Champagnekrijt meer terug.  Ter vergelijking is ook een wit Contékrijtje aan  de reeks toegevoegd.
Pastelkrijt is nogal poederig en tekent op klein formaat minder scherp maar blijft ook na fixatie helder wit.
Tenslotte is een veegproef uitgevoerd om de hechting na fixatie te onderzoeken.
Conclusie:
1. Het witte krrjt van Conté is na fixatie stabiel, 2. het gietgips is ook stabiel, 3. het Champagnekrijt zakt bij fixatie wat in maar komt even wit terug en 4. het pastelkrijt of kaolien zakt duidelijk weg (is te poederachtig).
Van de natuurkrijtsoorten is Champagnekrijt geschikt om met wit te hogen o.a. bij het tekenen "à trois crayons"..


Naast rood-bruine krijtsoorten kunnen we ook nog zwarte, witte en grijze kleurtinten bij krijt onderscheiden.
Denk daarbij aan ampeliet (zwart schaliekrijt, tot wel 60% koolstof)), champagnekrijt, Pietra Nero uit Piémonte (bruingrijzig krijt hoewel de naam anders doet vermoeden). 

fleuron3


Nauwkeurige grafiet tekeningen
Naast werken met de  'loodstift' op perkament grafietstift werd er ook met grafiet op papier getekend. Opvallend is dat de uiterst fijne détaillering bij iemand als Johannes Thopas (ca. 1626 – 1688/95). Ook is het intrigerend hoe hij een intens zwarte tint in zijn tekeningen weet te bereiken. (John McEwen spreekt van 'meticulous lead-pencil (plumbago) drawings' ). t.  Zie: http://www.museumkijker.nl/zomertip-2-briljante-dove-tekenaar-johannes-thopas-museum-het-rembrandthuis/
JdH: Mogelijk gaat het om tekeningen die gemaakt zijn met een hoogwaardige kwaliteit zwart natuurkrijt
of zwart schisteus krijt (bijv. Ampélite). Zie bijgaande link.

Antoine Watteau & "Pierre Grise" 
Bij Antoine Watteau komen we de term "Pierre grise" tegen. Hij gebruikt deze aanduiding voor zwart natuurkrijt (ampélite) of grafiet als tekenmateriaal. Grafiet als mineraal wordt meestal niet tot de krijtsoorten gerekend vanwege de dominantie van de kleurende stof (90% koolstof). In tekeningen van Antoine Watteau zien we ampeliet- of grafietgebruik aan de grijze lijnen, een lichte glans bij grafiet en de souplesse van zijn lijnvoering. Bij tekenen met ampeliet is iets meer druk vereist dan bij puur grafiet. Ampéliet geeft iets minder gelijkmatig af op papier dan potlood. Beide laten geen poedersporen na aan weersszijden van een lijn. Bij natuurlijk grafiet kan er wel in geringe mate wat poedervorming optreden. Bij een hogere druk op een ampelietstift is een diepzwarte lijn mogelijk, afhankelijk van de kwaliteit van de ampeliet.


De kleur van natuurlijk grafiet kan variëren van lichtgrijs tot zwart, afhankelijk van de partikelgrootte en de koolstofconcentratie. Na bewerking wordt tegenwoordig vooral Flake Graphite (vlokgrafiet) voor de fabricage van potloodstiften gebruikt.



Natuurlijk Grafiet  (English translation)
Verschijningsvormen: vlok, amorf en ader


flake_graphite   amorphous_graphite  vein_graphite
Grafiet is op deze foto's in drie gedaantes (vlok, amorf en ader) te zien.
Het materiaal is welwillend ter beschikking gesteld door Asbury Carbons, Inc. (USA)


Zowel Rembrandt als Watteau hebben tekeningen gemaakt met grafiet
Er zijn in de natuur drie typen grafiet te onderscheiden: a. in plakken (samengeperst poeder/ kleine kristallen/ vlokken), b. amorf (stenen bestaande uit pakketjes schalieplaatjes) en c. als deel van een grafietader

- De meest voorkomend kwaliteit is de vlok-, schol- of plaatkwaliteit (Flake graphite) die tot poeder wordt vermalen en vermengd wordt met fijne klei voor gebruik in potloodstiften. Deze kwaliteit was vroeger vaak onzuiver door interne hardheids verschillen per stift, afhankelijk van de locatie in de schollen of platen waar dit soort grafiet werd gedolven.
Vlok-grafiet lijkt ongewreven in natuurlijke toestand op glitter. Tegenwoordig komt veel van dit soort grafiet in kant en klare vorm voor industrieel gebruik o.a. uit China. Maar er zijn over de hele wereld vindplaatsen van vlok-grafiet  (United States Verenigde Staten van Amerika, Centraal Amerika, Zuid Amerika, Canada, Afrika, Duitsland, Oekraïne en Rusland).

Zelf een grafietstift maken van vlok- of mica-grafiet
Er is met vlok-grafiet niet te tekenen, behalve als men het met water en kleipoeder (witte pijpaarde of kaolien) vermengd, wrijft op een porfieren steen en de pasta tot een stift vormt. De hardheid van een grafietstift is afhankelijk van de verhouding  klei-grafietpoeder en de temperatuur tijdens het bakken.
Men kan een stift bakken door een gedroogde klei-grafietstift te verhitten in een blikken busje met gloeiend heet zand. Rol de stift niet want dan ontstaan er luchtkamers in de stift die, bij bakken, tot uit elkaar spatten van de stift leiden.
Zie het verkolen van bijv. perzikpitten omgeven door schoon zand in een blikken busje of metalen kroes boven een vuurtje.


- Een andere kwaliteit is amorfe grafiet (Amorphous graphite) uit bijv. Mexico. De vorm van dit soort grafietsteen in natuurlijke vorm is herkenbaar aan een klontvorm met een brokkelig oppervlak. De kleur van de stenen is mat-zwart. Soms zit er nog aarde aan deze grafietbrokken afkomstig van de grond waarin ze gedolven zijn. Brokken zijn hoekig plat-langerekt en variëren onderling van grootte en kwaliteit. Tekenen met donkergrijze lijnen is mogelijk met dit type grafiet. Moeilijk is het zagen/ snijden van stiften uit deze amorfe stukken grafiet. Door de gelaagdheid (soort schaliestructuur) komen in de praktijk losse dunne plakjes los bij het zagen van 'stiften' met een figuurzaag. De uitgeoefende druk en het wegglijden van het zaagje over het grafietoppervlak (grafiet is een prima smeermiddel) zijn daar debet aan. Gebruik zaagjes die zo dun mogelijk zijn. Gebruik zonodig een afbreekmesje om door inkerving een strook los te maken. Wees geduldig!

De vorm van het oudst bekende potlood in Europa, een soort miniatuur stokbrood, bestond uit twee strookjes hout waartussen een grafietplakje zat gelijmd, is mogelijk bepaald door deze eigenschappen. Tegenwoordig lijken timmermanspotloden nog het meest op zo'n antiek potlood. Mogelijk zit er in deze amorfe stenen een natuurlijke component zwarte koolstof, een voorstadium van grafiet. Lijnen getekend met een amorfe grafietsteen leveren donkergrijze, bijna zwarte, lijnen op.  Denk aan een 4B-potlood.

amorf grafiet - splijten van een stuk grafiet   lijnen met omwikkeld stuk gezaagd amorf grafiet   amorf grafiet - gelaagde structuur

- De beste, meest zuiverste kwaliteit, is grafiet dat in aders of veins (Vein graphite) in de bodem is te vinden (tegenwoordig o.a. in Sri Lanka en vroeger in Borrowdale in Engeland). Dat soort grafiet is in natuurlijke vorm aan de buitenkant van de stenen te herkennen aan een kenmerkend oppervlakte patroon en sterke glans. Stenen uit aders vertonen een soort ribbels, ontstaan door het stromen van deze, eerst vloeibare vorm van grafiet, tussen aardlagen. De adergrafiet brokken glanzen en schitteren als zilver bij daglicht.  Brokken zijn ongeveer een vuist groot.  Soms zijn er 'schilfers' afgesprongen die zo in een klein formaat dubbele krijthouder passen. Klaar om mee te tekenen. Grafietlijnen, getrokken met deze soort, bezitten een natuurlijke glans en zijn  zilvergrijs van kleur. Denk aan een HB-potlood.



Translation in English:
Both Rembrandt and Watteau have made drawings with graphite
There are three types of graphite in nature that can be distinguished: a. In flakes (small crystals), b. Amorphous (stones consisting of packages of shale plates) and c. As part of a graphite vein

- The most common quality is flake graphite which is ground to powder and mixed with fine clay for use in pencil sticks. This quality was often unclean due to internal hardness per stick depending on the location in the layers or plates where this type of graphite was dugged. Flake graphite resembles glitter in natural condition. Nowadays, much of this kind of graphite comes in plain form for industrial use, including from China. But there are worldwide floc graphite locations (United States of America, Central America, South America, Canada, Africa, Germany, Ukraine and Russia).

Make yourself a graphite stick
It is not possible to make a drawing with flake graphite, except when mixed with water and clay powder (white pipe earth or kaolin), rubs on a porphyry stone and forms the paste into a small stick. The hardness of a graphite stick depends on the ratio of clay graphite powder and the temperature during baking.
A clay-graphite stick can be baked by heating a dried stick in a tin van with glowing hot sand. See the chilling of, for example, peach kernels, surrounded by clean sand in a can or in a metal sauce above a fire.

- Another quality is amorphous graphite from eg. Mexico. The shape of this kind of graphite stone in natural form is recognizable to a lump form with a smooth surface. The color of the stones is dull black. Sometimes there are still earth on these graphite fragments from the soil in which they are dugged. Pieces are angularly flat-length and vary in size and quality. Drawings with dark gray lines are possible with this type of graphite. Difficult is cutting / cutting sticks from these amorphous pieces of graphite. Due to the layeredness (type of scale structure), loose thin slices dissolve in practice by cutting sticks with a jigsaw blade. The applied pressure and the slip of the saw over the graphite surface (graphite is a good lubricant) are deburring. Use sawlets that are as thin as possible. If necessary, use a breaking knife to loosen a strip by inserting it.  Be patient!
The shape of the oldest known pencil in Europe, a kind of miniature baguette, consisted of two strips of wood between which a graphite slice was glued, possibly due to these properties. Today, carpenter's pencils still look the most like such an antique pencil. Possibly, in these amorphous stones, there is a natural component of black carbon, a precursor of graphite. Lines drawn with an amorphous graphite stone provide dark gray, almost black lines. Think of a 4B pencil.

- The best and purest quality is vein graphite. That type of graphite is found in veins in the soil (nowadays in Sri Lanka and earlier in Borrowdale, England). That kind of graphite is in natural form on the outside of the bricks to be recognized by a distinctive surface pattern and strong shine. Stones from veins display a kind of ribbons, arising from the flow of this first liquid form of graphite, between ground layers. The vein-graphite chunks shine and glare like silver in daylight. Pieces are about a fist big. Sometimes "flakes" have jumped out which fit into a small size double chalk holder. Ready to sign. Graphite lines, drawn with this species, have a natural shine and are silver gray in color. Think of an HB pencil.

vein graphite, fist-sized/ ader-grafiet, vuistgroot   vein graphite in porte-crayon ready to draw    three vein graphite pieces/ drie ader-grafiet stenen
Thanks to Asbury Carbons, Inc. (USA)

See Asbury Carbon  for more information about graphite in its natural form and the industrial use of graphite.



 

fleuron3


rötelstiften

Reacties en aanvullingen op bovenstaande onderzoeksresultaten of tips voor verder onderzoek zijn van harte welkom. Stuur een e-mailberichtje naar
: jcdh
fleuron48


Contains / containing: sanguine portret-roze, sanguine portret-bruin, sanguine naturel, sanguine 18e eeuw, sanguine Watteau, sanguine Medici, sanguine bistre, sanguine sepia, different shades of red chalk, red chalk, rood krijt-tekening, krijt-tekening, Sanguina, Sanguinas, Sanguina sobre papel, rood krijt, sanguine chalk, Bergrot, Eisenrot, Rotocker, Rotstein, Rubrica, red chalk drawing, red drawing chalk, crayonnées avec de la sanguine, le crayon rouge, terre rouge, de la pierre d'Italie, sanguine d'Angleterre, la pierre de sanguine, craie rouge, lapis rosso, rode bolus, red bole, terra di Pozzuoli, disegnare, disegni , sanguigna, disegno a sanguigna, sanguine brûlée (reddish-brown chalk), tiza roja, red chalk, gis rojo, sanguine pencil, pierre sanguine, sanguinekrijt, sanguine chalk, sanguine crayon, crayon sanguine, chalk crayon, red crayon, red clay, red chalk sticks, red chalk drawings, sanguine drawings, Red Bole, Bolo Rosso, Terre Bolari, Bolo Color Brunus, Terra Sigillata, Bolo di Boemia, Terra di Lemnos, Bolo Orientale, Argilla Ocrosa, Bolo Armeno, Bolo Armeniacos, Gilders Clay (red bole), lápiz rojo, roodkrijt-tekening, crayon sanguine ;