Roodkrijttekening van
Abraham Bloemaert (1564-1651) in oude
lijst. Tefaf
Maastricht 2014.
Vier vrouwenhoofden. Op
de achterzijde van het blad staan
figuurstudies.
Sanguine, gehoogd met pen
en inkt en witte gouache. Staande rechthoek:
165 x 158 mm. (bij Bolten: 160 x 158 mm.)
Stuk papier met hoofd
links-onder is aangelijmd. Achterzijde
blad.
Datering: 1620-1630 (1615-1635)
Tekeningen voor
Bloemaerts Konstrijk tekenboek.
In de 17e eeuw tekende
men met "natuurkrijt"
Natuurkrijt:
v.l.n.r. Rood krijt (bijv. Rötel uit
Theley), Wit krijt uit le Tréport, Pietra Nera uit
Piémonte (Pierre d'Italie) en Schalie (soort zachte
zwarte leisteen) uit Zuid-Oost Ierland. Schalie
tekent zwarter dan Pietra Nera. Rötel komt voor in meerdere
gradaties roodbruine tinten. Krijtstiften kunnen op twee manieren
uit natuurkrijt
worden verkregen: a. door zagen (zie voorbeelden bij rood
krijt) of b. door het uitrollen van een bolletjes krijtdeeg
(vochtig krijtpoeder vermengd met een bindmiddel) tot puntige
stiften. Gezaagde stiften
kunnen door raspen en schuren worden aangepunt. Gezaagde en geraspte
stiften konden in de 17e eeuw behalve carrévormig ook zeskantig
zijn. (vergelijk de uiteinden van bronzen krijthouders uit die tijd).
Natuurlijk werden er al vroeg allerlei manieren uitgedacht om het
vrijkomende pigment-/kleipoeder te hergebruiken. Daarbij zijn
diverse bindmiddelen met een niet te sterke bindende werking
uitgeprobeerd. Eén van die bindmiddelen is
rijstwater. Het wordt in vakliteratuur vergeken met stijfsel of
gomwater (Thomas Webster en Mrs. William Parkes, ) als een
natuurlijke polymeer (Dilip M. Parikh). Clara Rowena Schmidt Carpenter
en Helen Rhonda noemen rijstwater als bindmiddel voor brood. Zie ook:
The Art Journal: The Illustrated Catalogue of the Industry of All ...,
Volume 9 ,London/ New York 1860, p. 38. Naarmate de te binden
pigmentdeeltjes meer kleideeltjes bevatten kan rijstwater met succes
worden toegepast. Als er weinig tot geen kleideeltjes aanwezig zijn dan
is Arabische gom geschikter. Ook wordt door Joan Bouza Koster
"liquid starch, milk, water or thinned white glue" in relatie met krijt
genoemd. Een expliciet onderzoek naar het maken van tekenkrijt
stiften met rijstwater is bij mijn weten nog niet verschenen.
Door mij uitgevoerde proeven met verschillende kleuren
rötelkrijtpoeder,
ampeliet-poeder, okers en ijzerconcretie-poeder (deze laatste
poeders met een
spoortje arab. gom) bevestigen echter de mogelijheid om met rijstwater
tekenstiften te rollen.
Krijtstiften: zagen
Naast
natuurkrijtstiften (gezaagd uit een stuk natuurkrijt) voor
gedétailleerd tekenwerk, zoals architectonische, cartografische
en topografische tekeningen.
en
rollen
Er
werden in de
17e eeuw ook andere krijtstiften, vervaardigd uit krijtpasta,
gebruikt. Soms deed men dat om het zaagafval te benutten.
Die
stiften ontstaan door het rollen van gekleurde klei
(bijna droge krijtpasta of pastelkrijtpasta) in de
handpalmen of door een plankje over een kleislang, die haaks tussen twee
geleidelatjes ligt, te rollen om cilindrisch even dikke stiften te
krijgen.
Van
krijtpoeder gerolde stiften tekenen meestal minder
scherp
en donkerder dan natuurkrijtstiften van hetzelfde materiaal. In
principe behoeft aan het rode natuurkrijtpoeder alleen water te worden
toegevoegd
om er weer nieuwe stiften van te kunnen rollen. Soms worden andere rode
pigmenten (menie,
karmijn) toegevoegd tijdens het (fijn)wrijven met de loper op de
marmerplaat om de gewenste kleur te krijgen. Soms wordt er echter ook
een spoortje opgeloste arabische gom toegevoerd. Bij pastelkrijt zorgt
de kaolien voor de benodigde binding en kleurafzwakking. Zo'n
krijtkleur is echter pas na enkele dagen, als de
stift geheel droog is, goed zichtbaar. In vochtige toestand tekent de
stift ook nog meestal donkerder. Daarom kan men met een iets
vochtig gemaakte stiftpunt bepaalde donkere accenten aanzetten.
Naast rood en wit krijt maakte
Abraham Bloemaert ook gebruik van zwart
krijt. Machinaal vervaardigde en carrévormige gebakken
krijtstiften (zoals die van Conté) zijn er pas vanaf het 1e
kwart van de 19e eeuw.

In de tijd van Abraham Bloemaert (1564 - 1651)
werden voor het
maken van tekeningen met krijt op papier de volgende materialen en
gereedschappen gebruik
-
gevergeerd wit (handgeschept) papier, getint (handgeschept) papier
-
natuurkrijtstiften (rood, zwart en wit krijt)
-
kunstkrijtstiften (idem, vermengd met een bindmiddel en in meerdere
kleuren (pastels: pigmentpoeder vermengd met pijpaarde en zonodig een
bindmiddel))
-
krijthouders (metaal en riet), zie verderop op deze pagina.
-
doezelaars
(nappaleer en viltpapier) (Een
doezelaar kan men zelf maken van een, over de diagonaal, dubbelgevouwen
vierkant of een trapeziumvormig vel
viltpapier dat men begint op te rollen vanaf de langste
zijde, zonder
holle ruimte, dan de uiteinden strak aandraait, het geheel nogmaals
strak aandraait, dan de lipjes vastzet met wat lijm en tenslotte de
uiteinden met schuurpapier van een conische punt voorziet)
-
broodkruim, zie verderop op deze pagina
- penseel
(om krijt te wassen)
Krijt-tekeningen
naar Abraham Bloemaert op gekleurd papier met
tekengerei dat in zijn tijd in gebruik was.
De stifthouders
en de
natuurkrijtstiften waren in de 1e helft van de
17e eeuw de gebruikelijke gereedschappen resp. materialen bij het maken
van krijt-tekeningen.
Hij werkte
meestal bij het maken van krijt-tekeningen op getint papier
waarbij 'hogingen' met wit krijt mogelijk waren.
Op
diverse
krijt-tekeningen van Abraham Bloemaert is te zien dat hij
deze hogingen ook aanbracht of bewerkte met een penseel.
De
dubbele
stifthouders hadden in zijn tijd dezelfde vorm als latere
exemplaren uit de 19e en 20e eeuw. In de 17e eeuw en in de tijd van
Abraham Bloeamaert
bezaten de dubbele krijthouders aanschuifringen die in het midden een
bolling vertoonden.
Het mes
bezit een gebogen snijvlak en is ook nu nog
verkrijgbaar. Als kneedgum werd broodkruim gebruikt.
De
spanen krijtdoos is een replica, gebaseerd op een ovaal model uit 1668.
De lengte van de doos (17,5 cm.) maakt het mogelijk dat de stifthouders
en het mesje er gemakkelijk in passen.
Kopie
naar
een blad met zes studies van Putti-hoofden in roodkrijt,
gehoogd met wit krijt, naar tekening van Abraham Bloemaert.
De
krijtkleur kunnen we rangschikken onder Sanguine 18e eeuw.
Formaat tekenvel: 185 x 274 mm.
Op een
aantal plaatsen (bij de wang- en kinpartij van de twee putti
links boven) lijkt het alsof de
krijtstift met meer druk of extra bevochtigd is gebruikt.
Het
oorspronkelijke blad is kleiner en behoort tot een reeks van
tekeningen die als gravures zijn uitgewerkt voor het "Konstryk
Tekenboek" van Abraham Bloemaert.
In deze
tekening blijkt duidelijk dat Abraham Bloemaert onderzoek doet
naar de wijze waarop "verkortingen" bij het weergeven van een gezicht
de lichtval, plasticiteit en ruimtelijkheid bepalen.
In veel
van zijn schilderijen zie je dat ook virtuoos terug.
Een
typisch kenmerk van Bloemaert ontbreekt in deze tekening n.l. de
manier waarop hij ogen als donker omrande ronde holtes weergeeft. Bij
veel van zijn tekeningen geeft hij de oogkassen diepliggend weer alsof
hij starende ogen van gipsen beelden tekent. Je zou dit een
Bloemaert-schema kunnen noemen. Ook bij tekeningen van Jacopo
Pontormo , ook wel Jacopo Carucci geheten (1494-1557) is dat
schema terug te zien.
Het
oorspronkelijke blad is 9 november 1999 bij Sotheby's geveild.
Formaat origineel: 138 x 236 mm.

Krijtdoos
Met een pluk
broodkruim van vers (stok)brood werden in de tijd
van Abraham Bloemaert door te vegen of te deppen ongewenste
krijtlijnen op tekeningen gewist of lichter gemaakt. Met een
sigaarvormig stukje
broodkruim kan men, om een groter deel van een krijt-tekening lichter
te
maken of af te zwakken, ook rollen over een getekende partij. Aan het
lichte broodkruim
is goed te zien dat er krijtpoeder wordt opgenomen. Ook nu nog werkt
dit klassieke soort "kneedgum" prima bij het op toon brengen van
krijt-tekeningen. Tegenwoordig gebruiken we voor dit soort correcties
echter vaak kneedgum (een vervormbare substantie op rubberbasis).
Broodkruim droogt uit, kan zelfs gaan schimmelen of wordt opgegeten
door de muizen. Het lijkt me
onnodig te melden dat deze manier van corrigeren alleen met succes kan
worden toegepast voordat de krijt-tekening is gefixeerd.

Studies
van
een meisjeshoofd (gedeeltelijk naar Abraham Bloemaert) op
getint papier in rood krijt, met wit gehoogd.
De
withogingen zijn toegevoegd zonder relatie met de withoging in
het voorbeeld van Bloemaert.
De
krijtkleur kunnen we rangschikken onder Sanguine Watteau.
Formaat tekenblad: 165 x 290
mm.
Op het
oorsponkelijke blad (van voor 1650) staan slechts de
drie hoofden van rechtsboven naar linksonder. De krijtkleur op
het moederblad, van niet getint papier, is zwart, gehoogd met wit.
Het blad,
dat als voorbeeld is gebruikt (formaat 170 x 271 mm), is op
17 november 1993 geveild bij Sotheby's in Amsterdam.
Delen van
dat blad komen voor als hoofden op
gravures in het "Konstryk
Tekenboek" (ca. 1650).

Op
bovenstaande rood krijt-tekening (formaat 107x 143 mm., vrij naar
Abraham Bloemaert) is het
papier van te voren bestreken met aluinwater om de krijtlijnen dunner
te kunnen
aanbrengen. Er is geen gebruik gemaakt van withoging omdat
het papier erg licht is. De krijtkleur van deze kopie kunnen we
rangschikken onder Sanguine naturel.
De
oorspronkelijke tekening van Abraham Bloemaert, die aan deze kopie in
rood krijt ten grondslag ligt, is uitgevoerd in zwart krijt, met grijs
gewassen, met wit gehoogd en uitgevoerd op licht bruin papier. De
oorspronkelijke tekening heeft een formaat van 289 x 371 mm. en is dus
vele malen groter dan de hier getoonde kopie. Opvallend is de
wijze van arceren (veel gebogen lijnen) aan de rechterkant van het
hoofd bij het origineel van deze krijt-tekening. Wellicht heeft een
bestaande gravure als uitgangspunt gediend. De datering is onbekend.
Het moederblad is
geveild op 15 november 1993 bij Sotheby's in Amsterdam.
Van dit
soort koppen van oude mannen zijn nog drie andere varianten
bekend die dezelfde maatvoering en uitwerkingswijze bezitten (371 x 289
mm. en o.a. 369 x 289 mm. (Soth. 9 nov 1998)). Mogelijk zijn de koppen
ateliervoorbeelden voor leerlingen geweest.

Portret
van
Abraham Bloemaert zoals hij eruit zou hebben
gezien in 1648. De krijt-tekening, in Pietra Nera (of Matita Nera), is
gebaseerd op een fragment van een gravure uit het 3e kwart van de 17e
eeuw van Jan Edelinck (1643-1680) of Gerard Edelinck (1640–1707) waarop
Abraham Bloemaert is afgebeeld met een dubbele krijthouder in zijn hand
(en niet met een pen of potlood!). Rechts op de foto zijn twee
dubbele krijthouders te zien met bovenaan een kunstkrijtstift (gerold
van
Pietra Nera klei) en daaronder een natuurkrijtstift, gezaagd en
geslepen uit een stukje Pietra Nera natuurkrijt. Tevens is een stukje
Pietra Nera natuurkrijt te zien. Pietra Nera is bruin-grijzig tekenend
krijt uit Piémonte (streek in noord-west Italië). Het krijt
is
brokkelig en glad van structuur en geeft een
lijn die op een geoxideerde zilverstiftlijn lijkt. De contrastwerking
van het krijt is afhankelijk van de tint en structuur van het papier
waarop wordt getekend. In tegenstelling tot een roodkrijt-tekening,
waar
de lijnen mat zijn bij het erover de tekening heen kijken, zijn Pietra
Nera-krijtlijnen glanzend. Dat kan komen omdat voor een groter contrast
meer druk op het papier wordt uitgeoefend.
Dubbele krijthouder zoals
Abraham Bloemaert
die in 1648 zou hebben gebruikt.
Détail uit gravure
van J. of G. Edelinck,
3e kwart 17e eeuw.
Zie voor meer informatie
over rood natuurkrijt de
pagina's elders
op deze website.
Tekengerei voor werken
met pen en inkt
Enkele
voorwerpen voor het tekenen met pen en inkt.
In de
tijd
van Abraham Bloemaert (1564 - 1651) werden voor het
pentekenen de volgende materialen en gereedschappen gebruikt:
-
grafietstift
- gelijmd
gevergeerd (handgeschept) papier
-
perkament
(voor miniaturen, zie Norgate)
- pennemes
- rietpen
- ganzenveer,
eendenveer of ravenveer (voor fijn werk). De ravenveer wordt
afzonderlijk genoemd door Edward Norgate, een beroemde
portretminiaturen schilder.
Mogelijk ook in kleine oplage vervaardigde metalen pennen.
-
opsteekpenseel
(deel
van ganzenveerspoel met cilindrisch gebonden
bundeltje (marter)haren) en houder
- penseel
met speciaal veertje van
houtsnip (voor minitieus werk)
-
Penselen (zacht haar), Chinese penselen
-
(watervaste)
chinese tekeninkt met wrijfsteen
-
inktrecepten (o.a. A
Booke of Secrets (1596), Jacoba
van Veen (ca. 1687), Galnoten,
Walnotenbolster en
Bistre inkt)
-
inktpotje
- glas
voor water
-
sponsje,
lap
- fijn
zand
Schrijf- en Tekengerei (Scribal Tools, Writing
Equipment, Drawing Tools, Artists and Writers Drawing Tools)
In veel
oude
Kalligrafiehandleidingen (https://pennavolans.com/17th-century/)
komen we bij sommige illustraties afbeeldingen van pennen tegen. De
veelsoortigheid is groot.
- pen van
gesneden riet, calamus (rietpen) of "un roseau
taillée", veel in gebruik bij arabische kalligrafie.
- pen
gesneden van een ganzen- of ravenveer ("plume de corbeau" voor
fijner werk)
- pen
gesneden uit een stuk bamboestengel (één- en
tweezijdig) , ook veel in gebruik bij (arabische) kalligrafie.
- metalen
pen (bronzen model, al in de romeinse oudheid) "Elle est
en
bronze, fabriquée avec une feuille de ce métal
roulée et forgée sur un mandrin de fer , le joint ne
porte aucune trace de soudure. D'autres semblables ont
été trouvées en divers endroits" , 1849
Muurschilderingen
in Pompeï en romeinse grafvondsten
leveren soms ook waardevolle modellen op.
(6 aug. 2019 : navolgende deel is
in bewerking)
4e eeuw v. Chr.
323
v.
Chr., Zilveren Calamus of schrijfpen (in het midden op de afbeelding)
Grafvondsten
(vroeg grieks) uit Calcis, Euboea in de streek van Eretrea
(Centraal Griekenland) ), opgraving in 1891 door
Waldstein, in de zog.
tombe van Aristoteles (323 voor Chr..). In het midden is het uiteinde
van een metalen / zilveren pen te zien. Mogelijk hoort er nog een
(houten) houder bij maar die is niet gevonden.
Romeinse oudheid
Afbeelding
te zien van een bronzen romeinse pen die afkomstig is uit
een collectie (p. 191., Collection du Prieur
Gal, Aubert,
Édouard (1814-1888).) uit (de vallei van de ) Aoste
(noord-westen van Italië) (https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k54083185/f266.item.r=plume)
.
De pen is
gemaakt uit een plaatje brons dat is gerold en gedreven
rondom een soort metalen kern. Dit model is
nogal kort en lijkt in een bijpassende houder te moeten worden
gestoken.
Een
vergelijkbare pen is gevonden aan een
oever van de rivier de Maas. ("1. Le
prieur Gal a entendu affirmer par
le gardien du Musée de Lyon qu'une plume pareille avait
été trouvée sur les bords de la Meuse.")
Zie voor meer info: https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k4860058/f2.item.r=calamus.zoom
Het is niet ondenkbaar
dat ook later nog soortgelijke metalen pennen, om te schrijven en te
tekenen, zijn gemaakt in o.a. Frankrijk en Italië.
-
metalen
pen (koperen model, al in de egyptische oudheid). De foto laat een
Bronzen Romeinse indoop pen 1e eeuw v. Chr. zien en is 8 cm. lang. De
zeer spitse punt laat zien dat niet alle antieke metalen pennen een
stompe punt bezaten. Deze pen is ook geschikt om fijne lijnen mee
te trekken en eenzelfde model kan later door schilders zijn gebruikt om
met pen getekende
schetsen te maken. Mogelijk is een stukje gevlochten koord (lont)
gebruikt om de inkt vast te houden en geleidelijk af te geven.
Voor
kalligrafische hoogstandjes zijn de
bronzen pennen waarschijnlijk ongeschikt. Daarvoor moet men over
verende penpunten kunnen beschikken. De latere zog. kroontjespennen
zijn
daarvoor wel heel geschikt.
Metalen
romeinse inktpennen
In Aosta
(Augusta Praetoria) (Noord-Italië) is een calamus met
gepleten punt gevonden, gemaakt van een bronzen plaat, gerold en
gesmeed op een spil, zonder te lassen.
Een
andere "pen" van brons werd opgegraven [in een verzameling
aangetroffen], met étui, in Avenches (Aventicum Helvetiorum),
Zwitserland.
Ook in
Rome en in Nimes zijn bronzen calami gevonden.
Het
museum van Orléans bewaart een soortgelijke calamus.
Ook het
museum van Luik was voor 1914 in het bezit van een bronzen
calamus.
(bron:
ÉCHOS, LES PLUMES MÉTALLIQUES,
Leucotes, Journal des débats politiques et littéraires,
Publisher : [s.n.] (Paris), Publication date : 1916-05-05)
Am
Rhein und in der Gegend von Agram hat man metallene Federn in
Römerlagern ausgegraben (Jahrbuch des Vereins für
Altertumskunde im Rheinland, 1882, S. 96
Waarschijnlijk werd voor het
modelleren van een romeinse bronzen of messing pen vroeger
als drijfkern metaaldraad van verschillende diameters gebruik om de
taps toelopende
cilindervorm te maken. Mogelijk
dient
het
uiteinde van een bronzen pen om langs een lineaal kantlijnen en
schrijflijnen te rillen in
papyrus of
perkament of is het uiteinde een overblijfsel van de rietpen waar een
soort kwast-achtig deel aan was gevormd om
grote letters te kunnen aangeven/ schilderen. Het platte of
lepeltjesvormige uiteinde kan ook dienen om
de juiste stand van de penpunt visueel te bevestigen. Mogelijk werd in
het
verleden zelfs met de opening van de capillaire buis naar boven
geschreven. Dan was direkt zichtbaar hoeveel inkt nog beschikbaar was. Een replica-pen
van messing schrijft met een fijne lijn. Het
lijkt erop dat
de taps toelopende holle steel als capillaire buis functioneeert met
wat
stroperige inkt. Een soort vulpenfunctie dus. Deze
penpunt schrijft en tekent even dun als een messing replica-exemplaar
van
een gesneden
veerpen
of rietpen/ calamus met scherpe
punt.
Sylvia
Fünfschilling:
Graag vermeld ik hier de studie "Schreibgeräte
und Schreibzubehör aus Augusta Raurica" (2012) van
Sylvia Fünfschilling. Er is een schat aan informatie in te vinden
in haar artikel
over schrijfgerei uit de klassieke oudheid. Ook worden de gevonden
gereedschappen vergeleken met hedendaagse objecten met een identieke
functie.
1e eeuw na Chr.
90-120
na Chr. Vindolanda metalen inkpennen in verschillende
modellen voor schrijven met inkt op berkenbast. Gesmede ijzeren
pennen, gevonden bij de opgraving van het Romeinse fort Vindolanda dat
rond het begin van de Chr. jaartelling in Northumberland (UK) stond. De
gesmede ijzeren schrijfpennen dienen op houders van hout te worden
geschoven die vrij dik zijn. Er is een compleet authentiek model
gevonden. De niet-gespleten penpunt, die haaks verbonden is met een
smalle ijzeren
band met open achterzijde, die op zijn beurt weer geklemd zit om het
uiteinde van een cilindrisch stokje is m.i. (JdH) toch meer te
beschouwen als een zeer goedkoop type ijzeren stylus dan een metalen
inktschrijfpen (calamus).
Opvallend is de eenvoud van de pennen. De penpunt is bij de
spiraalvormige modellen niet gespleten en niet direkt als penpunt
herkenbaar, bij de meer basale modellen met een gespleten punt naar
beneden
is de punt wel gespleten. Beide typen stiften (stylus en calamus)
bestonden naast elkaar
en hebben volgens deskundigen met de vochtigheid van de werk- en
bewaar-omgeving van de tabula resp. de berkenplankjes te maken. (bron: https://www.cultpens.com/news/q/date/2017/06/07/what-we-did-on-our-holidays-vindolanda
en https://theshoeman647325124.wordpress.com/2019/03/24/the-vindolanda-tablets-and-dont-forget-to-send-the-sock/)
50-250
na Chr.
De Meern, Nederland
Vondst
van een metalen romeinse inktpen bij opgraving van twee
oude Romeinse schepen in 1997 in verband met bouwwerkzaamheden in de
Meern (Utrecht, Nederland). In de roef van het schip 'De Meern 1' is
een klein ijzeren object aangetroffen, dat geïnterpreteerd is als
het metalen deel van een romeinse inktpen (afb. 8.41, plaat 64).895.
Opmerkelijk is de opmerking bij noot 904: Birley (1999b, 23) wijst erop
dat aangezien de voor een echte calamus typerende afwisseling in
lijndikte in de handschriften van
Vindolanda slechts zelden voorkomt, de meest inkttabletten met
dergelijke robuuste pennen geschreven moeten zijn. Afb. 8.41
'Kroontjespen' van het type Vindolanda (catalogusnummer 520).
Het lijkt erop dat het exemplaar uit de Meern één helft
van de gespleten penpunt mist die bij de tweede soort van Vindolanda
wel te zien is. De auteur T. Derks verschaft in zijn nawoord
aanvullende
informatie die een betere indeling van de ijzeren inktpennen in Europa
mogelijk maakt. (bron: https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/2224701/2007+Schrijfgerei+DeMeern+OCR+gereed.pdf)
Bronzen
pennen kennen we uit: Pompeji, maar ook uit Mainz, Trier en
Nijmegen (https://mijngelderland.nl/inhoud/specials/verbeelding-van-de-waal/handel-in-de-prehistorie-en-de-romeinse-tijd#!#customCarouselDetail)
Gezien de lengte is de bronzen koker een metalen versie van een
gesneden
rietstengel om mee te schrijven.
Bennecourt
??????
De onderschatte rol van de
rietpen.
Naast de inktpennen
van
riet- en vogelveren zijn er ook, tot
aan de massaproduktie van gestanste metalen indoop-pennen in de 19e
eeuw, altijd metalen inktpennen in gebruik geweest.
Hoewel de handgemaakte en gegoten
metalen pennen veel minder bekend
zijn, zijn ze voor de beeldvorming van de ontwikkeling van de penvorm
en de daarmee verbonden lijnvoering zeker interessant.
We hebben het hier in het bijzonder
over inktpennen (calami) en niet
over de kraspen of stylus.
Het
schrijven met
een veren pen
In een publicatie van Beckmann,
Johann, "Beiträge zur Geschichte
der Erfindungen", Leipzig 1792, p.47-59.
(Schreibfedern) en in een aangevulde Engelse vertaling van zijn
werk "A
History
of Inventions and Discoveries {...}, Vol. II (from IV) ", London,
Longman etc., 1817 van de hand van William Johnston, staat op blz.
195-212 een verhandeling over de pensoorten waarmee men tot
1817 in West-Europa en het Midden-Oosten schreef.
De rol van de
rietpen is daarbij volgens de Johann Beckmann eigenlijk onderschat.
Toen
men
begon te schrijven met vogelveren was dat vooral vanwege de scherpe en
dunne lijnen, en de langere schrijfduur per indoping.
Aan beide boeken ligt een studie
ten grondslag uit waarschijnlijk 1716 van Christian.
Gottlieb. Zchwarzii:
"De
Ornamentis Librorum et varia rei librariae veterum supellectile
[...]", Lipsiae, Langenhemania, 1776 (posthuum uitgekomen ). Zchwarz
(Leisnig,1675 - Altdorf, 1751) heeft in 1716(?) een uitgebreide studie,
bedoeld als discussiestuk,
gemaakt van alle geschreven en gedrukte antieke bronnen over de
ontwikkeling van het schrijven vanaf de Egyptenaren tot en met de
middeleeuwen. Achterin zijn boek zijn een aantal illustraties te vinden
over de geschiedenis van het geschreven boek - van boekrol tot
getijdenboek. Op blz 234 is de ordening van zijn
dissertatie te vinden.
3e
eeuw
In de derde eeuw
na Chr. komen we bij Clemens
van Alexandrië (150-210) een passage
tegen dat
de Egyptische priesters al met
vogelveren schreven en dat
één van hun schrijfinstrumenten een rietpen was. Maar ook de
kerkvaders werden alle afgebeeld met een veer. Ter vergelijking: in de
17e en 18e
eeuw zien we op portretten van tekenaars die het gebruik van rood krijt
beheersen iets vergelijkbaars in de vorm van een dubbele krijthouder.
"In
his omnibus chartis, nisi pugillares excipiamus, calamo vel arundine,
& postea penna, scriptitatum fuit. Igitur Plinius, calami Aegyptii
maxime & Gnidii cbartis serviunt. Hi calami vulgo junci fuerant, ex
Nili ripis excerpti, & ad scribendum aptati. Graeci calamis ex
Perside allatis scribere solebant. Sed & calami argentei interdum
in usu erant: namque his & Patriarchas & alios plures
scripsisse vulgatissimum erat. De penna haec habet Isidorus, Iib. 6.
cap. 14. Instrumenta scribe calamus & penna; ex his enim verba
paginis insiguntur, sed calamus arboris est, penna avis, cujus acumen
dividitur in duo. Imo ad prisca tempora penna ab aliquibus refertur,
ait enim Juvenalis, Sat. 6. - Anxia praecipiti venisset
epistola
penna. - Nisi hic penna figurate pro ala dicatur, & celeritas
epistolae potius quam instrumentam quo scripta fuit, intelligatur."
Zie: https://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/poleni1737bd3/0531/image
1737
Verwijzing naar calamus en penna door Poleni, Giovanni [Editor];
Graevius, Johannes Georgius [Bibliogr. antecedent]; Gronovius,
Jacobus
[Bibliogr. antecedent] Utriusque Thesauri
Antiquitatum Romanarum
Graecarumque Nova Supplementa (Band 3) — Venedig, 1737 [Cicognara,
2488D-3].
5e
eeuw
Volgens
een auteur van de geschiedenis van Constantijn, waarvan transcripties
zijn gemaakt door Adrian de Valois, is het gebruik van veren om mee te
schrijven begonnen in de 5e eeuw.
(Paulli, Simon, "Miscella
antiquae Lectionis [...] , Argentorati, MDCLXX, (verwijzing naar
Henricus Valesius in het voorwoord) - ".....De qua re laminam
auream jussit interrasilem fieri, quatuor literas regis habentem, unde
ut si subscribere voluisset , positâ laminâ super chartam per eam penna duceret, &
subscriptio ejus tantum videretur. Ergo Theodericus dato
Consulatu Eutharico Romae &...."
6e eeuw
St. Isodorus
van Sevilla of Isodoris
Hispalensis (c. 560-636). Hij
vermeldt dat zowel de calamus (rietpen) als de penna (vogelveerpen)
beide in gebruik zijn in zijn tijd [Ethymologiae, vi, 14; ed. Migne,
Patralogia Latina, 82.241]). "Instrumenta scribae calamus et penna. Ex
his enim verba paginis insiguntur,
sed calamus arboris est, penna avis, cujus acumen in duo
dividitur, in toto corpore unitate servata (credo) propter mysterium,
ut in duobus apicibus Vetus et Novum Testamentum Signaretur, quibus
exprimitur verbi sacramentum sanguine passionis
effusum. Dictus autem calamus quod liquorem ponat. Unde et apud
nautas CALARE ponere dicitur. Penna autem a pendendo vocata, id
est, volando. Est enim, ut diximus.avium.".
8e eeuw
In 709 schrijft Althelmus (S.
Aldhelmi Operum Pars II - Tractatus) in een klein gedicht getiteld "de penna scriptoria" in het latijn
over een schrijf-pen van een
zwanenveer. ("Marima Bibliotheca Patrum", Lugduni, 1677.
Fol. tom. xiii. P. 27). Ook Alcuin
of York schrijft over de pen van een copiïst. Het gedicht
begint met
"Ad musaeum libros scribentum. Hic sedeant sacrae scribentes famina
legis,....". De term die op schrijfgerei betrekking heeft luidt:
".....Correctosque sibi quaerant studiose libellos, Tramite quo recto penna volantis eat. ......" .
Zie voor instructie over het verhitten van de spoel van een ganzenveer
alvorens deze te snijden tot pen bijgaande
link.
10e eeuw
Bulgarije:
bronzen kegelvormige penpunten voor verschillende lijndiktes
Aan het begin van de 10e eeuw worden in Bulgarije
al metalen
indoop-pennen gebruikt door monniken. Professor
Nikolay Ovcharov
vertelt over een vondst op het terrein van de Patriarch
Basilica
bij
het paleiscomplex van het Veliko Preslav historische en archaeologische
complex het volgende: "We
vonden een ongelooflijk interessante en unieke set van 11
bronzen
penpunten, die vroeger op
de pennen werden gezet tijdens de Gouden Eeuw
van Simeon I van Bulgarije (893-927). De
penpunten werden gebruikt in
de tijd van de 'literaire school' van het eerste Bulgaarse koninkrijk
van Simeon I van Bulgarije. Ze zaten in een aparte buidel en werden
gebruikt
voor de vervaardiging en het maken van boeken - niet alleen om te
schrijven
maar ook voor miniaturen - voor zover we weten is dat gebeurd
tijdens de Gouden Eeuw van Simeon I van Bulgarije. Elk van deze
penpunten, die conusvormig zijn, heeft een verschillende
diameter, wat betekent dat ze werden gebruikt
om verschillende inktlijnen te trekken - breder, smaller
enzovoort." (Archaeologists
find unique set of pen nibs used in the Golden Age)
De
Bulgaarse
tekst in de webpublicatie levert de volgende vertaalde
passages op: "Ik gaf opdracht
de grond zorgvuldig te zeven, toen
plotseling een kleine met modder beklede bal in onze handen verscheen",
herinnert hij zich. Daarin vonden ze 11 kleine, pepervormige
koperen platen die aan één uiteinde puntig waren en aan
de andere kant uitgezet om op een houten stok te plaatsen, zoiets als
de handgrepen van het recente verleden." [....]"Elk van de pennen heeft
een verschillende diameter, dat wil zeggen. elk
trekt een andere dikte. Ze waren niet om te schrijven, maar om de
manuscripten vorm te geven. Om ze te versieren met vignetten,
ornamenten en hoofdletters. Ze werden gedoopt in
verschillende inkten. Het was de set van een onbekende
miniatuurschilder die meer dan 1000 jaar geleden creëerde." [....]
"Ik weet niet zeker of zoiets in West-Europa is gevonden, vooral omdat
de vondst is aangetroffen in een zeer goed gedateerde laag uit de 10e
eeuw,
zei prof. Ovcharov." [......] "We zouden ons
niet onmiddellijk
hebben herinnerd dat deze 'pepers' om [lijnen] te trekken waren, tenzij
er twee
koperen gespen waren, bevestigingsmiddelen voor de houten kaften van de
oude manuscripten van die tijd," legde [Angel] Konakliev uit. Het zijn
deze bevestigingsmiddelen die de verklaring vormen waardoor de
vondst verband houdt met het boek en gaat over een set pennen.
Archeologen hebben ook een verklaring ervoor waarom ze in de buurt van
de
haard werden gevonden. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze verloren door de
miniaturist. Hij droeg ze in een zak om zijn middel, zodat ze altijd
bij de hand waren. Hij ging moe zitten en verloor ze, toen de zak
versleten was, maar de vinger [puntige uiteinden?] stak de bal aan
beide
gespen. "Dit zijn
onze beste vondsten als mensen in die tijd iets verloren", zeggen
archeologen. Niemand kan vertellen wat het beeld van deze
kunstenaar is. Hoewel de krant in Sofia meldde dat de pennen van Simeon
de Grote waren ontdekt, waren ze zeker niet van hem, maar van een man
van de literaire school van Preslav uit de tijd van Simeon of Peter.
Dit is een aanwijzing die tot nu toe helemaal niet is uitgewerkt, omdat
de geschiedenis op dit moment zeer weinig gegevens
bevat."
JdH: Op een foto is te zien dat deze bronzen "pennen" kegelvormig zijn.
Volgens de Bulgaarse tekst verschillen ze onderling van openingsmaat
aan het puntige uiteinde. De kegelvormige 'pennen'
dienen op een houder (houten stokje) te worden geschoven alvorens ze
gebruikt kunnen
worden. Of ze ook voor schrijfwerk geschikt zijn is niet
duidelijk. Het lijkt er op de foto op dat de kegels aan
één zijde een naar de punt toelopende naad bezitten. De
stroperigheid van de inkt bepaalt voor een belangrijk deel
de afgiftesnelheid van inkt naar de punt.

Replica van messing kegeltje (conus/ conum) met een gedreven
nauwsluitende naad. Het replicamodel is een
dunschrijvende indoop-pen met inktreservoir. Welke inktsoort het meest
geschikt is dient nog te worden onderzocht. De Bulgaarse modellen uit
de periode omstreeks het jaar 1000 zijn iets langer en dunner, zo lijkt
het. Dat kan mogelijk met de dikte van het gebruikte messing
plaatmateriaal samenhangen. Dit soort
inktreservoir-pen verhoogt zeker de schrijfsnelheid. De replica
kegeltjes zijn op een houten stokje geklemd (zie bijgaande foto)
en uitgeprobeerd. De inktafgifte aan de penpunt kan waarschijnlijk
door slijtage qua opening verschillen waardoor er verschil in
lijndikte ontstaat tusssen de pennen onderling. Maar de lijndikte kan
ook bewust geconstrueerd zijn. De afgifteopening van
het
conusvormige reservoir kan door slijpen worden vergroot.
Uitproberen op
een kladvel is aan te bevelen omdat er te dikke lijnen ontstaan bij de
eerste aanzet. Er zijn door mij ook proeven gedaan met een kegelvormig
opgerold strookje latoenkoper. Dat is zo gerold als dat gebeurt bij
paperettes of
tortillons (in gebruik bij tekenen met rood krijt). Er is ook een
proef gedaan met dit soort pen op oud droog perkament. Daar tekenen
deze pennen prima op. Persoonlijk ga ik er van uit dat alle pennen bij
de eerste in
gebruikname een zo dun mogelijke lijn leverden. De capillaire werking
binnen de conus wordt bij deze vroege reservoir-pennen handig benut. De
plaatjes
messing dienen eigenlijk zo te worden gemodelleerd dat er geen draad of
staafje bij de punt doorheen kan. De
lijndikte per pen is redelijk
gelijkmatig,
ongeacht
de richting waarin men de pen beweegt. Dat maakt deze conusvormige
pen eerder voor teken- dan voor schrijfwerk geschikt. Draaien van de
penpunt levert nog wat extra inkttoevoer op. Of er rond die tijd
nog
meer
kegelvormige
pennen hebben bestaan moet nog blijken.
Zie voor latijnse begrippen die op een scriptorium betrekking
hebben:
Rosenfeld Randall. Tools for producing books and documents in roman
antiquity and the middle ages : a summary list of classes . In:
Scriptorium, Tome 56 n°1, 2002. pp. 156-176;
Vroege Vulpen
Marokko en
noordwestelijk deel van Afrika
: De
Sultan of Kalief van Maghreb zou al in de 10de eeuw een soort
vulpen
besteld hebben, al is het niet bekend hoe deze er uitzag. Een
vergelijkbaar model is hier te zien.
12e eeuw
Messing (bronzen) pen
(Romeins model)
Op een miniatuur uit het begin van de 12e eeuw, in de `Saint
Luc Bible-d'Etienne Harding - Abbaye de Citeaux -
1109-1111-Dijon-BM-15-folio-68', is te zien dat Sint Lucas een
Romeins model metalen pen gebruikt. De pen is
roodbruin gekleurd en
kort. (breed onderaan en puntig bovenaan). Normaal
zijn de pennen waarmee
evangelisten schrijven op miniaturen, gesneden van ganzenveren, wit
gekleurd en niet erg kort. De conclusie kan zijn dat de miniaturist de
oude modellen kende of dat er in zijn tijd met een vergelijkbaar model
werd geschreven. Zie verderop op deze pagina
een messing replicamodel van zo'n type pen.
Hierna een
voorbeeld van een vel perkament waarin het woord "penne" is te lezen.
De tekst is geschreven met ganzenveer of ravenveer in 1100.
De regels zijn geschreven
door een Vlaamse
monnik
die in een Engels
klooster verbleef.
Deze
latijnse tekst staat aan de bovenrand van de pagina achterin een
handgeschreven boek uit 1100.
Iets
lager op die pagina staat de eerste in het Nederlands geschreven
tekst: "Hebban olla uogala nestas bigunnan hinase hic enda thu".
(Hebban olla vogala Bodleian Library, Oxford/MS. Bodl. 340, fol. 169v)
In de twaalfde
eeuw komen we een
citaat tegen van Pierre
de Clugny of Petrus Venerabilis, (abt van Cluny van 1122 tot
aan zijn dood in 1157) in een brief aan
beeldhouwer Gissebertus* :
"Hic vero; in Epistola ad
Gissebertum, quem ad
describendos libros
hortatur:
Pro
aratro,
inquit,
convertatur manus ad PENNAM;
pro
exarandis agris, divinis literis paginae exarentur.
MONTEFALCONIUS Libr. I
Palaeograph, Graecae, cap. 3, ubi primum ad
iuvenalis tempora referendum putarat usum pennae scriptoriae, tandem
ista verba subiicit: In Schematibus
tamen scribentium , qui bene multi,
variis in Codicibus Graecis, visuntur, CALAMO utentes scriptores
passint animaduertas."
* Gislebert
of Gislebertus,
Gijzelbert, Gillebert is een beeldhouwer in de 12e eeuw, bekend door
zijn werk in de kathedraal Saint-Lazare in Autun (1120-1135)
Mogelijk
heeft de tekst betrekking op één van de
kapitelen waar de heilige Hiëronymus schrijvend met een
"pen" staat afgebeeld. De
veren boven de leeuwenpoot zijn een aanduiding van de herkomst van
het afgebeelde schrijfinstrument.
Metalen pennen zijn al
sinds de Romeinen in gebruik. Nadat ik
zelf in 2019 een aantal messing replica-pennen had gemaakt,
kwam
ik al speurend bijgaande informatie tegen van Ian the Green over
"scribal materials and tools". Zie in het bijzonder zijn pagina
over "METAL
PENS PRE-17TH CENTURY". Hij laat een aantal schrijftests zien
met
messing replica-pennen, gebaseerd op oude modellen uit de periode voor
1600.
In een toelichting bij een middeleeuwse
pen in het museum van Londen is het volgende bijschrift te lezen:
ID: A2405. Production date: Medieval.
On Display: Museum of London:
Medieval London: Writing and Printing.
Vertaald
luidt de tekst als volgt: Middeleeuwse pen gemaakt van een
blad koperlegering dat in een buis[vorm] is gerold. De buis is breder
aan het ene uiteinde, dat in een schrijfpunt is geknipt.
Beroepsschrijvers, kooplui en klerken die vanwege hun werk reisden,
droegen hun eigen pennen in een lederen etui en een draagbare inkthoorn
(inktpot)
die om de hals of aan een gordel kon worden gehangen. Diep blauwzwarte
inkt werd gemaakt door tannine van eikengallen te mengen met
ijzerzouten en
Arabische gom. AFMETINGEN: L 112 mm. MATERIAAL: koper legering.
JdH: Aan het
groenige patina
te oordelen is de Londense pen van brons.
Het model
is praktisch identiek aan Romeinse bronzen
inktpennen, die op hun beurt zijn afgeleid van pennen, gesneden van
vogelveren. Zo te zien - aan de knik in het oppervlak bij de punt - is
de metalen penpunt van het exemplaar in Londen gespleten.
Koperlegeringen zijn: a. brons waar rood koper
met tin is vermengd en b. messing of geel koper waar rood koper met
zink is vermengd. Messing
of geelkoper, in de vorm
van folie ook wel latoen of 'latoenkoper' genoemd, is een legering van
koper (55-70%) en zink (45-30%). In
die dunne vorm is messing geschikt voor bijv. bewerking tot een metalen
inktpen. Messing bezit na langere tijd een
bruinig patina. Rood koper is voor het maken van pennen ongeschikt
vanwege de zachtheid en de grotere wrijfweerstand van dit metaal met
papier.

Zelfgemaakte replica's
(JdH:
juli 2019) van handgemaakte,
geknipte, gevijlde en omgezette messing teken-/ schrijfpennen.
Modellering van de
messing pen
Als
basis voor het zelf handmatig maken van een messing pen heb ik
strookjes messing gebruikt van verschillende breedte (14 tot 22 mm.)
met een dikte van
ongeveer 0.27 mm. of iets meer. Voor hele kleine pennen is 0.27
mm.eigenlijk nog iets te dik. Voordeel van het werken met messing is
de niet-magnetische eigenschap
van dit materiaal. Bij vijlen met een ijzervijl en polijsten met
staalwol ontstaan er geen magnetische geladen afval dat zich o.a.aan
ijzervijlen en beitels hecht. Het lichte
plekje in de pen midden boven is lichtreflectie op de vloeistof in het
buisje aan de houder en is geen opening!). De capillaire werking van de
inktbuis (tubus/ tube) (gemodelleerd
rondom een spijker)
speelt een belangrijke rol. Er kan langer worden getekend zonder in te
dopen.
Sleuf voor
inktgeleiding
naar de penpunt
Elke methode (krassen, knippen, zagen) om een sleuf/ kanaal voor de
inktdoorloop aan te brengen heeft
voor- en nadelen: De sleuf werd al toegepast in de klassieke oudheid.
Bij ganzenveren werd de gleuf gesneden of ontstond aan het eind door de
spoel daar iets te breken. Bij handgemaakte messing
pennen kan met een scherpe beitel een v-vormige
inktgeleidings-gleuf worden aangebracht aan het korte uiteinde van de
afgeslepen ellips (beitel aan de binnenzijde van de punt inslaan). Ook
inknippen is een optie. Om
de inkt langer vast te houden (eigen experiment JdH) kan door de
opening
aan het smalle uiteinde van de messing pen een iets klemmende
metalen draad worden
geschoven tot schouderhoogte van de pen, vlak voor de gleuf. De metalen
draad wordt bovenaan afgerond met een soort lus. Zie hieronder een
voorbeeld van schrijfwerk met zo'n replica pen.
N.B. Toepssing van touw als reservoirdraad in plaats van metaaldraad
doet inkt naar buiten lekken (vuile handen) en vezels kunnen de
inktgeleidings-spleet of gleuf verstoppen. De messing
replica-pen bezit geen beluchtingsopening aan het ingeknipte deel..

Uiteinden (bovenaanzicht
en onderaanzicht) van een
taps toelopende Tubulaire messing replica pen. Een
voorbeeld van wat schrijfwerk na 1 x indopen. Deze puntig geslepen pen
(13 cm. lang) is zowel voor schrijf- als
tekenwerk
geschikt. Voor kalligrafisch schrijfwerk dient de penpunt te worden
aangepast. Hoewel nergens in literatuur vermeld, heb ik als proef een
bronzen staafje met een extern oog in de pen aangebracht. Het
bronzen staafje
vergroot het inwendige oppervlak om extra inkt vast te houden waardoor
er langer kan worden geschreven na één keer indopen in
een inktpot. Het smalle
uiteinde dient niet volledig afgesloten te zijn teneinde voldoende
lucht door te laten bij het indopen in de inkt, anders kan de inkt niet
in de tubulus worden opgenomen. Het incissie voor het inktkanaal is
slechts vier à vijf milimeter lang bij antieke modellen en ziet
er uit alsof deze geknipt is. Opvallend is de afgeronde lepelvormige
vorm van het taps toelopende uiteinde van de tubulus, Dat onderdeel is
mogelijk bedoeld als instrument om poeder van een blokje ingedroogde
inkt los te schrapen alcvorens dat met water te vermengen tot inkt. Ook
dient het waarschijnlijk om de scherpe punt af te schermen. Een
tubulus-pen van rood koper
functioneert niet omdat een rood koperen punt op papier te veel
wrijfweerstand oproept.
Opening
tussen de
pen-schouders
Bij gestanste pennen en vulpennen zit er een opening
(vent hole), ter hoogte van de schouders (schoulders) van een pen.
Deze vormt
het eind van de inktgleuf (tine slit) tussen de twee
penpunten (nib slits). Deze opening voorkomt inscheuring bij te grote
druk op de penpunten.
Zo'n opening is vooral in
de 19e eeuw duidelijk zichtbaar bij de ontwikkeling van de eerste
vulpennen en heeft dan een andere functie n.l. voor een goede doorloop (oppervlakte
spanning) van inkt (serves as an ink reservoir using surface tension).
Van ouds is zo'n opening echter
zeer belangrijk bij
rietpennen waarvan de punten eerder de neiging hebben, bij teveel druk,
uiteen te gaan en tot splijting van de bamboe-/rietstengel te leiden.
De opening tussen de schouders wordt bij bamboe-/rietstengels
aangebracht met een gloeiende spijker. Bij
handgemaakte messing pennen kan de opening worden aangebracht door met
een stalen spijker een opening te slaan door het messing plaatje,
liggend op een houten plank. Na het aanbrengen dient de opening rond
het gaatje plat
geslagen te worden op een harde ondergrond en eventueel iets verbreed
door de spijker nogmaals in de opening rond te draaien. Bij ganzenveren
bracht men meestal geen opening aan en zo ja, dan deed men dat met een
gloeiende
naald.
13e eeuw
Canterbury
Cathedral
Onder de vloer bij de kathedraal is een
(m.i. gegoten) bronzen pen(punt) - zonder steel en handvat - gevonden, samen met oorkondes en
andere documenten. De
vorm van de penpunt is vergelijkbaar met een ingedroogd exemplaar van
een komijnzaadje,
een anijszaadje
of een venkelzaadje.
De vier (of meer) naar binnen getrokken zijden vergroten het
inkthoudende oppervlak
van dit soort indoop penpunt, waardoor langer
geschreven kan
worden.

Venkelzaad (sterk vergroot)
Zie voor meer voorbeelden van vroeg- en laat middeleeuwse pennen
ook: https://finds.org.uk/database/search/results/objecttype/pen/todate/1600
15e eeuw
Leonardo da
Vinci??
(Bron: https://reinol.it/it/storia-degli-antichi-inchiostri-per-scrittura-e-per-stampa/)
Hoofdstuk nr. 73
"Er zouden
tekeningen van Leonardo da Vinci bekend zijn die een pen beschrijven
met een
inkttank." (juli 2019 JdH: ??????, moet nog worden opgespoord.
Zie
auteurs als Joost Keizer en Luca Novelli) ; zo'n pen is de
afgelopen tijd gereconstrueerd op basis van de tekeningen. Volgens de
auteur van "Storia degli antichi inchiostri per scrittura e
per stampa" betogen sommige
wetenschappers, met een
zorgvuldige analyse van de
Leonardesque-codes, dat de daarin vervatte tekst een regelmaat en
continuïteit vertoont die het onmogelijk maakt om de pen
voortdurend in de inkt te dopen, hetzelfde geldt voor de vele
pentekeningen die in de codes zijn getraceerd. Dit alles leidt
(mogelijk) tot de
conclusie dat Leonardo een inkttank-pen of reservoir-pen heeft
geproduceerd en gebruikt
voor zijn werk. Zie ook
Daniel Schwenter (1634), verderop op deze pagina. Het zou heel goed een
voorloper voor diens model geweest kunnen zijn.
JdH: Mogelijk heeft Leonardo da Vinci met een soort glazen
indoop-pen uit Murano (eiland in Venetië) geschreven. Deze
pennen hebben een scherpe getordeerde punt en bezitten daardoor groot
oppervlak om inkt vast te houden. Al in 1291 was er sprake van een
glasindustrie in Venetië. Pas in 1700 zijn de pennen inclusief een
glazen handvat op grote schaal geproduceerd en verspreid. In de 19e
eeuw waren ze in Engeland heel populair.
16e eeuw
Speciale
pen van een koper legering uit Engeland
Bodemvondst beschreven door dr. Adam
Daubney. De metalen pen (19 mm.. lang, 7 mm. diameter) ziet er
uit als een massief koperen staafje waarbij aan de top op vier
tegenover elkaar liggende plaatsen nissen zijn weggevijld. De ontstane
nissen zouden na indopen inkt moeten kunnen vasthouden zodat met de
punt kan worden geschreven. Een eigen proef met een replicamodel leert
dat dat mogelijk is mits er al opgedroogde inkt op de pen aanwezig is.
1544
Johann
Neudörffer
Deze
schrijfmeester in Nuerenberg, vermeldt in 1544 in een boek over de
vervaardiging van goede schrijfpennen naast de ganzenveren: "Die Ding aber,
darauß man Federn macht, vnnd damit schreibt, sind Genßkil
(Gänsekiele) Pfawenkil (Pfauenkiele), Schwanenkil, Welsche Calami
oder Ror, auch von hartem Holtzlein, Eysere und Kupfere Ror (Rohr),
auch Kupfere vnnd Messine blechlein '")."
Het betreffende boek is:
Johannes Neudörffer, Anweisung und eigentlicher Bericht, wie man
einen jeden Kiel zum Schreiben erwählen, bereiten, teilen,
schneiden und temperieren soll, Nürnberg 1544.
Helaas is er geen digitale versie op internet te vinden. Zie ter
oriëntatie op internet de studie van Marie-Christine Kreidenitsch,
"Schreibmeister und
Schreibenlernen im späten Mittelalter / frühe Neuzeit",
Wien 2017 (PDF bestand 6 Mb.)

Samengestelde afbeelding: Vier aanzichten van een
ganzenveer om mee te schrijven en tekenen in "Ein
Gesprechsbüchlein..." in
1549 volgens Johan Neudörffer. Opvallend is de korte diagonale
afsnijding van de veer in de 16e eeuw vergeleken met die bij veren uit
de 18e eeuw.
De veer onderaan is een versleten en onbruikbaar exemplaar.
Natuurlijk is ook duidelijk zichtbaar dat de "vlag" en de "baard" in de
16e eeuw verwijderd zijn. Alleen een klein pluizig plukje mag blijven
zitten.
De manier waarop de pen dient te worden vastgehouden bij het schrijven
met de rechterhand. Bij tekenen met inkt is het aan te nemen dat de
vingers minder op het papier rusten.
(bronnen: "Ein Gesprechsbüchlein..." (1549) en "Anweisung
und eigenlicher Bericht...." (1544)) Uiterst rechts is een
pennemes uit het eind van de 16e - begin 17e eeuw afgebeeld. Opvallend
is de vorm-overeenkomst met de gestripte ganzenveer.
JdH:
Neudörffer vermeldt dat de voorwerpen waaruit men pennen
maakt, en daarmee schrijft, zijn Ganzenveer, Pauwenveer, Zwanenveer
en Waalse Calami of Riet, ook uit Hardhout, IJzeren en
Koperen pijpjes, en ook van koper en brons. Met "Welsche Calami" worden
waarschijnlijk rietstengels uit het gebied ten westen van de Rijn
bedoeld..(vgl. "Zonnewijzers voor Welsch uhr
(45°) en Neurenberger uhr (49°)"). Dat
soort oeverriet bezit lange dunne stengels, vergelijkbaar met
Egyptische
rietstengels langs de Nijl.. Calami-rietstengels bezitten knopen op
grote afstand (ongeveer 30 cm.) van elkaar, zijn scherp aan te punten
en de dunne holle
buis zorgt voor
het capillair vasthouden van vocht. Calami riet staat, qua kenmerken,
dichter bij de ganzenveer dan gewoon riet. Ror of Rohr is wat dikker
riet, meer bamboe-achtig en bezit meer knopen per lengte-eenheid.
Zie ook een
filmpje over Johann Neudörffer der ältere op You-Tube.
Een andere
instructieve bron van Johann
Neudörffer, "Ein Gesprechbüchlein zweyer schuler wie einer
den andern im zierlichen schreiben untherweijst"., 1549 Zie aan welke criteria een goed
gesneden ganzeveer moet voldoen in 1549.
1560-1579-1583
"Gianfrancesco
Cresci: (c.1534/5 - early 17th century) Milan-born calligrapher
and
copyist in the Vatican Library. He published the
earliest printed
manual of calligraphy, the
Essemplare (Rome, 1560), and two later
treatises on writing. In the
second half of the sixteenth century Giovanni Francesco Cresci
presented a new Italic cursive. The most important change was that
this; Italic was written with a pointed pen rather than a squared edge
pen (see fig.2).This last change gave a real boost in the practice of
handwriting and Cresci's hand became one of the main models for many
decades. (Monica Dengo, 2005 - Arezzo -
http://www.monicadengo.com/about/about-me.html).
"
Juist
in die tijd begon de Contra-Reformatie in Italië. Verandering was
dus welkom, hing in de lucht.
Hij richt
zich, als schrijfmeester, in dienst van de bibliotheek van het
Vaticaan, vooral op een
vloeiend handschrift waarbij het accent juist niet op dik-dun accenten
ligt, zoals bij de Rustica maar op gelijkmatig dun geschreven letters
met wendbare verbindingen. Dat zou zowel de schrijfsnelheid als de
leesbaarheid bevorderen. De Cancellaresca is gedurende langere
tijd
het toonaangevende lettertype dat vooral op notariskantoren en bij
kerkelijke instellingen, bij akten en brieven wordt gebruikt.
Kunstenaars wordt aangeraden om een losse pols te
verkrijgen door schrijfoefeningen te doen, gebaseerd op de
Cancellaresca, alvorens te gaan tekenen met pen en inkt.
Voorbeeldenboeken
van Cresci: Cresci,
GioFrancesco, "Il
perfetto cancellaresco corsivo", libero terzo, Appresso Pietro
Spada, Roma, MDLXXIX (1579) en
Cresci,
GioFrancesco, "Essemplare
di piu sorti Letteri", Altobello Salicato, Vinezia, MDLXXXIII
(1583)
1562
Johannes
Mathesius (1504-1565) - vanaf 1532 schoolmeester en later (1545)
predikant in de mijnbouwstad St. Joachimsthal: Messing
schrijfpennen
In 1587
vinden we bij Johannes Mathesius in zijn "Berg-Postilla [Bergpostille]
Oder Sarepta [...],
Catharina Gerlachin, Nürnberg, 1587 ((geschreven voor
het overlijden van Mathesius in 1562 (volgens de
drukker), uitgave 1587) op blz. 95 de
volgende
tekst: "......Johannes in
seiner dritten Epistel gedencket auch der federn und braucht das Wort
Calamus, denn es kan wohl senn/ daß man etwan schreibfedern von
starckem Rohr oder Meerschilff gemacht habe/ wiese auch vorzeiten ihre
meßstäbe oder ruthen/ und die kinder ihre hottepferdlein von
solchen glatten/ leichten/ und holen rohren machten/ wie noch die
Modisten oder stulschreiber zu ihrer groben schrifft/ federn von
holunder brauchen. Hernach hat man Gänß/ Schwan / und
Auerhahnen federn gebraucht wie auch etliche ihre Messing schreibfedern
voller dinten mit sich führen. Ich muß der schulen und allen
frommen schülerlein auch den schreibzeug/ pennal/ oder
dintefaß im alten Testament zeigen. Ich muß der schulen und
allen frommen schülerlein auch den schreibzeug/ pennal/ oder
dintefaß im alten Testament zeigen........". (tekst druk uit 1679)
(".....zoals
nog de 'Modisten' of 'stoelschrijvers' voor hun hoofdletters pennen van
'vlierbes' [takjes] nodig hebben. Naderhand is men Ganzen-/ Zwanen- en
Auerhanen-veren gaan gebruiken/ ook dragen verscheidene
[beroepsschrijvers] hun geelkoperen schrijfpennen met inkt gevuld [JdH:
met nog natte inkt?]bij zich. ...." . Naast ganzen-,
zwanen- en
Auerhahnveren gebruikte men dus voor/in
1562
ook messing [geelkoperen] schrijfpennen. Vlierbessentakjes
zijn stugge veerkrachtige takjes die goed te snijden zijn en waarbij
het merg gemakkelijk is te verwijderen/ in te drukken om een holle
capillaire buis te verkrijgen. Johannes
Mathesius vermeldt het
bestaan van messing schrijf-/ tekenpennen ".../wie auch etliche ire Messing
Schreibfedern voller dinten mit sich füren" als onderdeel van de vaste uitrusting van
'Veelschrijvers'. "Modisten
oder Stulschreibern" zijn schrijfmeesters, rekenmeesters of
boekhouders, gerichtsschrijvers, klerken op notariskantoren
en stadsschrijvers. Al deze mensen waren beroepsmatig veel met
schrijven
bezig en wilden mogelijk geen tijd besteden aan het herhaaldelijk
snijden van pennen van vogelveren. Een Pennal is
een Federpennal
of pennen-etui. (koker/ doos). Of met 'schreibfedern voller
dinten' een vroeg soort vulpennen worden bedoeld is onduidelijk. De
eerste druk van Sarepta is in 1562.
Een
door
mij vervaardigde replica-pen van messing bevestigt de mogelijkheid om
zelf
een messing pen te maken die een ganzenveer kan vervangen.
15e/
16e eeuw
Heusden
aan de Bergse Maas (Nederland)
Uiteinden van een bronzen calamus
tabular (taps toelopende buis pen) gevonden in het vestingstadje
Heusden aan de Bergse Maas (Nederland). Van
de penpunt zijn de voor- en achteraanzicht zichtbaar. De pen is
gevonden op het terrein van een oud klooster (Mariënkroon,
gesticht in de 15e eeuw) of het kasteel (van Heusden). Deze Calamus
maakt deel uit van de archeologische collectie van Eef van der Lee
(afbeelding met zijn toestemming geplaatst). De lengte van de totale
pen is ongeveer 10 cm. Er zijn twee vergelijkbare pennen
gevonden op terreinen met middeleeuwse bebouwing in Heusden. Vaak
worden bronzen naalden, met een vergelijkbaar
lepeltje aan het uiteinde, in de buurt van vingerhoedjes gevonden. Dat
voedt de gedachte dat het lepelvormige uiteinde voor het verzamelen van
oorsmeer
diende. Dat oorsmeer diende dan om de draad steviger te maken om deze
door het oog van een naald te halen. Bij gebruik van zulke naalden door
kleermakers is die gedachte
zeker denkbaar.
Bij pennen is de functie van het lepeltje mogelijk toch een andere. Eerder meende ik dat, deze
calamus ouder is en al uit de
Romeinse
tijd zou stammen. Na de vondst van een Calamus Tabular in Arnemuiden
(zie hierna) ga ik er, anno maart 2021, vanuit dat de calamus wel
degelijk uit de middeleeuwen kan stammen.
1450-1575
Vonds van een Calamus Tabular in
havenslib van Arnemuiden (Walcheren, Zeeland).
Collectie Museum
Arnemuiden, object no 0392. Door op onderstaande afbeelding te
klikken is een vergroting te zien.
Calamus Tabular van latoen-koper
(messing) gevonden in havenslib uit de (oude insteek) haven van
Arnemuiden. De opgraving vond plaats in 2008-2009. De bijvondsten
dateren uit de periode 1450-1575 en bepalen mede de datering van de
Calamus. Bruno Janson stuurde mij deze afbeelding toe. De lengte van de pen is 9 cm. Hij vermeldt dat hij meent dat het geen
Romeins exemplaar is. Ik ga daar, gezien de datering van de
bijvondsten, in mee. De functie van het lepelvormige uiteinde benoemt
hij als "gebruikt om een kleine hoeveelheid zand op gemorste inkt te
strooien". Er is, m.i., dan ook meer een relatie met de schrijffunctie
van het instrument. Met veel plezier neem ik deze vondst op in het
huidige overzicht (met dank aan Bruno Janson).
1579
Andreas
Ludwig
In de
"Rotel-Bücher aus dem
Kloster Sankt Zeno in
Reichenhall (München, Staatsbibliothek)" is te lezen dat een
zekere Andreas Ludwig
in het jaar 1579 in Reichenhall schrijfpennen
van messing machinaal of fabrieksmatig vervaardigd heeft. Naast de
vervaardiging van messing
pennen maakte hij ook houders van messing ((geel)koperplaat) om daar
zowel grafiet of
houtskool in te klemmen ("Klemmhalter aus Messingblech für
Graphitstifte herstellte").
Ref. Walter
Koschatzky (1977)
1595
Graaf Johann
de Jongere van Nassau
Omstreeks
1595 schrijft Graaf Johann de Jongere van Nassau in een
document
, dat zich in het Staatsarchief van Wiesbaden bevindt, dat tot de
Rij-uitrusting o.a. ook pennen van Messing en Zilver als schrijfgerei
behoorden. Op veldtochten wilde men, zo lijkt het, liever de
'zwaardere' metalen pennen dan de ganzenveren. Misschien dat daarom de
Romeinen ook metalen pennen vervaardigden.
Joseph
Meder schrijft over de 17e eeuwse pennen het volgende: "Schreibzeuge. Schreiber und Maler
trugen die Federn in einer Leder- oder Hornbüchse.
(Geschribzüg), die durch einen Deckel geschlossen werden konnte,
gleichzeitig mit dem Horntintenfäßchen an ihrer linken
Gürtelseite, wo Jahrhunderte vorher die Scholastici, Schreiber,
selbst Kanzler ihre Schreibtäfelchen und Griffel als Gehänge
(perpendiculum) vereinigt hatten2. In dem Augsburger Tafelbilde des
alten Holbein: Bekehrung und Taufe Pauli, sieht man deutlich den ganzen
ambulanten Zeichenapparat an dem Leibriemen des jungen Siegsmund
Holbein hängen (Abb. 26). Diese Garnituren begleiteten den
Künstler, wenn er auf Reisen ging oder in freier Natur zeichnete,
noch bis zu Rembrandts Zeiten (Abb. 158)3. "
17e
eeuw
1634
Daniel
Schwenter
Daniel
Schwenter (1585-1636)
Duits wiskundige, uitvinder, dichter en bibliothecaris beschrijft in
"Deliciae Physico-Mathematicae", Nürnberg, Jeremiae Dumicis, 1634
(p. 519-520:
De derde opgave) een apparaat dat bestaat uit meerdere kieldelen
van
ganzenveren, waarbij één kiel diende als reservoir voor
de
inkt.
Beschrijving van de constructie/ montage (Nederlandse vertaling van
Oud-Duitse tekst, zie URL's in vorige regel.):
"Vierde
deel van de opfris-uren.
De IIIe Opgave.
Een geweldig geheim/ een veer om mee te
schrijven/ zodanig aanpassen, dat deze zoveel [inkt] vasthoudt als je
nodig hebt. Ten eerste, neem drie kieldelen / snijd
uit elk het stuk 2 / 3. schuif deze drie stukken in elkaar. Snijd
daarna van de vierde kiel een stuk zoals 2/5. Snijd bij 4 een
opening erin / zodat er ongeveer een hagelkorreltje door kan
vallen/ dat stuk steekt bovenaan uit de drie
delen/ zodat de opening er bovenuit komt/ verberg het met een
stuk kiel zoals bij 9/5 is te zien/ en dat uit de 5e kiel is gesneden/
en maak dan van de zesde kiel een goede pen/ snijd het gat af/ en
splijt het in het midden [van elkaar] zodat het wordt als 6 / 7
Snijd uiteindelijk van de zevende kiel een
stuk/ zoals 3 /5. met een kleine opening 4. leg het halve kokertje 6/ 7
er in zodat het openingetje 4 er onder komt/ zodat stuk 6/ 7 sampt (er
tegenaan ligt?) dat het stukje 8 zo erin ligt/ moet onder in het
onderste
deel van de pen geduwd of geschoven worden/ zodat het stuk x.7 vooraan
zit/ dan is de pen klaar.
Om deze nu te gebruiken / doe bovenaan het
dopje eraf / steek deze [pen] onderaan bij 7 in een inkt[pot]/ zo
schoon mogelijk/ helder en dun/ neem de pen bovenaan in de mond/ zuig
de lucht aan/ dan zal de pen vol inkt worden gezogen/ zet het dopje
weer bovenaan terug op z'n plaats/ zodat er niets uitloopt/ waardoor
het vacuüm in stand blijft/ Indien men echter de pen onderaan bij
de s indrukt/ krijgt de inkt op twee plaatsen lucht/ en komt er een
druppel uit/ die kun je gebruiken om te schrijven/ en hierna zo vaak
drukken/ zo vaak je meer inkt nodig hebt. Het is voor studerenden en
landmeters een zeer bruikbare pen."
Vanaf
blz. 516 wordt kort de
schrijfkunst behandeld.
JdH: Het Duitse woord "Kyhl" is in het
Nederlands te vertalen met "kiel". Zie E.
Heimans, Als de veertjes komen,
1909 : ".....grens tusschen spoel en schacht,
die samen de kiel heeten,
zeer dikwijls baarden zonder ..... "
Reservoirpennen
van
dit type werden gemaakt in de 17e eeuw maar er zijn geen
exemplaren bewaard gebleven. (https://reinol.it/it/storia-degli-antichi-inchiostri-per-scrittura-e-per-stampa/)

JdH: Een replica van de pen van Daniël Schwenter op basis van
bovenstaande instructie. Alle onderdelen worden taps toelopend (en
daardoor lucht-dicht) in elkaar geschoven. Het strookje met de naam
Daniël Schwenter is met de reservoir-pen geschreven op oud
handgeschept. gevergeerd
papier. Links op de foto is de in elkaar gezette pen te zien, zelfs met
een spoeldeel minder dan bij Schwenter. Rechts zijn de
verschillende
onderdelen te zien. Er is geen lijm nodig. Alle onderdelen klemmen in
elkaar. Met een handje vol ganzenveren is deze reservoir-pen zelf te
maken. De ganzeveren dienen wel wat variatie in diameter te bezitten.
Een
houten plankje, een afbreekmesje, een klein kogeltje en een potje inkt
zijn onmisbaar. Probeer eerst met wat water of thee of de pen
werkt alvorens de inkt
aan te zuigen met de mond.
N.B. Opgelet. Haal det afdekdopje niet van een pen wanneer er nog inkt
in zit
want dan verbreek je de capilaire werking/ het vacuüm in het
inktreservoir en
vallen er inktdruppels uit de pen op kleding of papier met alle
gevolgen van dien!
1650
Edward
Norgate: Ravenveren voor
fijn tekenwerk in pen en inkt
Edward
Norgate, "Miniatura; or, The art of limning", d. 1650; Hardie, Martin,
1875-1952; Bodleian Library. Manuscript. Tanner 326, Oxford, At the
Clarendon Press, 1919, p. 81
"Begin dan,
om deze[de ondertekening/ schets] als pentekening uit te voeren (ik
bedoel de contouren alleen), met een scherp gepunte en schone pen (en
ravenveren [zijn] de beste), je arceringen, die met een vaste en
gelijkmatige hand moeten worden getrokken; en overgaand naar de
zwakkere schaduwen, dienen ze zo veel mogelijk in scherpe en fijne
punten uit te komen, elkaar niet rakend maar op gelijke afstand
[blijvend]. ......"

JdH: Bij het snijden van
de
ravenveer-spoel tot pen is direkt merkbaar hoe veel stijver en
nauwkeuriger de spoel van een ravenveer is af te snijden, vergeleken met
die van een ganzenveer. Gebruik een vlijmscherp mesje om de veer
te modelleren tot pen. Het is aan te raden voor het snijden het uiteinde van de
spoel dubbel te knijpen
zodat de spoel overlangs
iets barst om op een natuurlijke wijze de spleet te laten ontstaan
voor de inkttoevoer. Dus, zo mogelijk, niet insnijden! Zo ja, gebruik
dan anno nu een scheermesje. Doordat de ravenveer een stevige spoel
bezit gaat deze pen ook langer mee bij het tekenen.
1657
Ralph A. Austen
De eerste notitie die in de Engelse literatuur is te vinden over een
"Pen of steele" in relatie tot een "Quill" in: R.A. Austen, "A Treatise
of Fruit-Trees", Oxford, Robinson, 1657. p. 52
"...opposite side of the
Bud, then with a Quill the one halfe cut away, or a Pen of steele (made
thin for the purpose like the one halfe of a Goose quil) take off the
Bud and Bark, by putting it between the Bark and wood;"
Of het hier om een vergelijking
gaat of dat er echt verwezen wordt naar
een metalen pen is niet duidelijk. Het woord 'Pen' verwijst wel
naar een schrijfpen zoals een ganzenveer en niet naar een pin of
beitel.
1657
Philippe de
Villers en
François de Potshoek
Fragment van een transcriptie
door P. Faugère, van een reisverslag van Philippe de Villers en
François de Potshoek aan Parijs tussen eind 1656 en begin 1658.
(Parijs, 11 Juli 1657) . Het document bevindt zich in
november 1864 in de bibliotheek van den Haag.
"Le 11e , les Srs de Manse et de Cibut,
avec qui nous avions logé dans l'autre maison, nous
vindrent voir, et apres leur avoir monstré tout nostre
appartement, nous fusmes voir un homme qui a treuvé une
merveilleuse invention pour escrire commodement. Il fait des
plumes d'argent où il met de l'encre qui ne seiche point, et
sans en prendre on peut escrire de suite une demy main de papier; si
son secret a vogue, il se fera riche en peu de temps, car il n'y
aura personne qui n'en veuille avoir: nous luy en avons aussi
commandé quel-ques-unes. Il les vend 10 francs, et I2
francs à ceux qu'il sçait avoir fort envie d'en
avoir."
Villers,
Philippe de et François de Potshoek, "Journal d'un voyage
à Paris en 1657-1658...", Paris, Duprat, 1862 - pag 200-201
JdH: Uit bijgaande tekst blijkt
dat er in 1657 metalen pennen waren met een inkt-reservoir dat het
mogelijk maakte ongeveer een tiental(?) regels tekst te schrijven. Of
we van een vulpen dienen te spreken is niet bekend. Mogelijk was er een
soort s-vormige gebogen veer ingebouwd (vgl. het gebruik van een
"spring" zoals Edward Johnston laat zien in zijn boek "Writing &
Illuminating & Lettering", reprint 1987, blz. 25. Voorbeeld
A.) die voor geleidelijke toevoer van inkt zorgde.
1663
Samuel Pepys
"This
evening came a letter about business from Mr. Coventry, and with it a
silver pen to carry inke in, which is very necessary."
Het briefje van Coventry aan Pepys luidt:
I. Cf. Coventry to Pepys, 5
August: ' l send you herewith the pen I promised you without the
ceremony of making a new case for it, which would require time, and
might whett your appetite (by de expectation) beyond the fare...': PRO,
Adm.106/8, f. 90r.
Diary of Samuel
Pepys, 5 August 1663
Of het hier om een metalen pen
gaat met een ingebouwd (via een pipet?) of aanschroefbaar inktreservoir
(een vroeg
model vulpen) is niet duidelijk. Coventry was een
Engels staatsman (1628-1688). Mogelijk doelt Coventry op de
produktietijd van een nieuwe etui en de hogere prijs daardoor van
de set.. Zie voor
meer info: The Diary of Samuel Pepys, Vol. 4: 1663 By Samuel
Pepys (noot op blz. 264 van Robert Latham en William Matthews,
heruitgave in 1995/ 2000)
Wat wel blijkt is dat er naast de ganzenveer zeker metalen
schrijfpennen in gebruik waren.
1666:
Ganzenveer snijden.
Presentatie
aan de Franse Academie
voor Wetenschappen van een speciaal Zakmes (canif) om een veer tot pen
te snijden. "En 1666, on présentait déjà
comme une
nouveauté à l'Académie des
Sciences un canif pour tailler les plumes d'un seul coup et la
technique ne cessa de s'améliorer puisqu'en 1715, monsieur de la
Chaumette présenta devant la même Académie un canif
modernisé."
1678
Samuel van
Hoogstraeten
VAN
HOOGSTRAETEN, Samuel, Inleyding tot de hooge schoole der
schilderkonst: anders de Zichtbaere Werelt, Verdeelt in negen
Leerwinkels, yder bestiert door eene der Zanggodinnen. Ten hoogsten
noodzakelijk, tot onderwijs, voor alle die deeze edele, vrye, en hooge
Konst oeffenen, of met yver zoeken te leeren, of anders eenigzins
beminnen, Rotterdam, François van Hoogstraeten, 1678.
Samuel van Hooghstraeten,
leerling van Rembrandt
PEN - het eerste boek, zesde
hooftdeel, p. 31
"Maer
men moet zich wachten van al te stijve geregelde trekken, die men
arseeringen noemt: want behalven dat zy nergens toe dienstig zijn, zoo
doen zy door haere langwijlicheit den aendacht sluimeren. Laet uwe
penstreeken los en onbedwongen alleen der
dingen zwier en de schaduwen uitbeelden.{...} Deeze wijze is ook
allerbequaemst om Lantschappen na't leven te teykenen, dewijl de Pen
tot loof en bladeren, en gebrooke gronden, en steenwerk allerbequaemst
is; en de Pinseel tot het aenveegen van een eenparige schaduwe."
"{Schetswijze
te gebruiken} [...] de Schrijfpen
uit Zwaneschacht, of Ganze-pennen, of wel uit een droog riet gesneeden,
zeer bequaem om met inkt, die een weinich met geslooten of geschrapt
root krijt, of schoorsteenroet gebrooken is, uw eerste gedachten op't
papier te schetsen[...]." "Gy
moet u aen een redelijk dikke of niet te dunne Pen gewennen, die gy
genoegsaem voor uit steekende in't schaduwen slijpen zult, om, daer 't
van nooden is, een scharper toets te geeven."
JdH: Opmerkelijk is de vermelding dat de inkt met wat rood krijtpoeder
of schoorsteenroet "gebrooken" dient te zijn. Dat levert
mogelijk bij het "wassen met verdunde inkt" een iets levendiger toon op
dan egaal grijs. Er kan ervan worden uitgegaan dat O.I. inkt, in
de vorm van inktstaafjes, in de 17e eeuw al in gebruik was. Die inkt
geeft een koele zwartgrijze kleur op bij het wassen. De
inkstaafjes dienden met water op een inktsteen te worden gewreven.
17e(?)
eeuws model, niet gespleten,
(gegoten) bronzen indoop-pen. Aangeboden
en verkocht
op Ebay in
mei
2019.
Vermeld als authentieke 17e eeuwse indoop-pen. Interessant model.
Mogelijk is het echter het uiteinde van een Jat of aanwijsstok bij het
lezen van bijv. de Thora. Het uiteinde is als penpunt
nogal stomp. Afgebeeld waren drie aanzichten. (foto's door mij
veilig gesteld). De cilindrische spoel bezit een iets
uitstekende ril met een klein gaatje. De afgebeelde pen met holle spoel
dient op of in een houten of bronzen steel te worden geschoven. De
penpunt
ligt iets verhoogd
buiten de spoelcilinder. Deze indoop-pen bezit een vloeiende vorm en
lijkt
gegoten in brons. De metaaldikte is groter dan die van huidige
gestanste pennen. Verkocht vanuit
Swindon, (noordwestelijk van Londen). In Swindon is ook anno 2019 nog
veel metaal -recycling industrie te vinden. Herkomst pen onbekend.
Verkocht op Ebay 31 mei 2019 voor 11,50 GBP. (bron: https://www.ebay.fr/itm/183819629039)
De 17e
eeuwse boeken met schrijfvoorbeelden van beroemde meesters, als
bijv. Jan van de Velde. (Zie: https://pennavolans.com/17th-century/)
laten prachtige gegraveerde schrijfvoorbeelden zien, die met vakkundig
gesneden pennen
uit ganzen- en ravenveren na veel oefenen zijn te maken.
1691
Jean la Fontaine
La Fontaine in een brief aan Elisabeth de
Sainte-Agnès Le Féron, zuster(religieuse) van de
kloosterschool Port-Royal des Champs bij Parijs. le 8 septembre 1691: "..si on taille
encore des plumes de cuivre chez vous.."
En
réalité, la plume métallique est de
création très ancienne. Les écoliers de Port-Royal,
en 1691, se servaient de plumes de métal cuivré. En 1692, le " Livre
commode des adresses de Paris " mentionne que les plumes à
écrire en acier sont en vente chez Dalesme, rue Saint-Denis,
près la Fontaine de la Reine. (zie Le Vieux-Neuf, 12
ARCHÉOLOGIE DES PLUMES DE FER.-HISTOIRE DE L'ENCRE.)
Vies
intéressantes et édifiantes des religieuses de
Port-Royal: et des ...1752. Tome IV P. 329 -330 en in
de "Revue
savoisienne : journal publié par l'Association florimontane
d'Annecy : ... Académie florimonta", p. 118
p.- 329-330
".....Si je me
craignois d'être importun, je vous demanderois si on taille
encore des plumes de cuivre chez vous, & en ce cas je prierois
notre révérende Mère de m'en donner quelques-unes.
Ce seroit une grande charité pour un petit peuple de la campagne
où nous sommes dont on veut bien prendre quelque soin.
[.....] Je vous supplie , en assurant notre
révérende Mère de mes très - humbles
respects , de lui faire mes remercimens des plumes de cuivre: elles ont
été reçuës ici avec bien de la
reconnoissance. Il y avoit encore quelques vases vuides qui se sont
présentés: c'est -â- vous á voir si l'huile
coulera encore. ..."
JdH: in 1691 werden in
Port-Royal pennen van koper (messing?) gebruikt in plaats van
ganzenveren. Dat zou de leerlingen veel tijd en ergernis besparen, tijd
die ze aan andere zaken konden besteden.
Eind 17e
eeuw/ begin 18e eeuw:
Roger North
The
autobiography of the Hon. Roger North, ed. by Augustus Jessopp. ...
Brief
van Roger North aan Anne, Lady North, weduwe van Sir Dudley North of
Olemham
"XXII.
[The First Steel Pen.] To the same. London, March 8th,
1700-1.
Lord
North and Grey is returned a great courtier, to tell good news. We have
no news, unless it be about a small concern called a Parliament, which
they say is to sit next March. [Farewell Circuit.] But where is a
question answered negatively. Not in London. You will hardly tell by
what you see, that I write with a steel pen. It is a device come out of
France, of which the original was very good and wrote very well, but
this is but a copy ill made. When they get the knack of making them
exactly, I do not doubt but the government of the goose quill is near
an end, for none that can have these will use others.
I am, your most obedient Servant, &c."
JdH: Het is aannemelijk dat
welgestelde
personen in Frankrijk, en ook de Engelse edelman Roger North
(1651-1734), in de
17e eeuw
gebruik maakten van metalen pennen. Gezien het feit dat er al
namaakversies in omloop
waren, was de vraag groot genoeg en konden ook mensen met een minder
ruime
beurs de metalen pennen kopen. Mogelijk was de pen, waarover Roger
North naar zijn zus heeft geschreven, van Dalesme in Parijs afkomstig.
Plume
tubulaire of omsteekpen anno 2019. Dit exemplaar bevat geen
rilbbel
halverwege. De term tubulair verwijst naar de buis of kokervorm van de
pen-spoel. Zou in de 17e eeuw in omloop zijn.
Omsteekpennen,
gebaseerd op een cilindervorm, bezitten ook vaak
een verdikking om het insteken te beperken tot een bepaalde lengte en
een opening middenvoor om de inktstroom te reguleren. We zien dat vaak
bij de zog. plume tubulaire of plume à dessin, tubulaire of
plume escamotable. Of dat ook al voor de 19e eeuw voorkomt is nog
onderwerp van onderzoek.
18e
eeuw
Nicolas Bion
1709.
Een
metalen pen (nib pen, omschuifpen - metalen
pen met gesloten cilinderspoel die met de penpunt in de houderhuls kan
worden
opgeborgen, is ontwikkeld door Bion tijdens de regering van Lodewijk de
XIV
(5
september 1638 - 1 september 1715) en wordt door Bion een 'plume sans
fin' genoemd ).
Deze pen was de opvolger
van de bronzen indoop-pen uit de Romeinse oudheid die weer een
bronzen
versie van de rietpen (calamus) was. Metalen pennen
corrodeerden (roesten) snel door de zuren en zouten die in de oude
inkten
zaten. Pennen van edelmetaal hadden dat probleem niet. Vandaar dat veel
klassieke vulpennen later van een gouden of vergulde pen met zelfs
iridium punt zijn voorzien.
Van een
langgerekte metalen penvorm (verwijzend naar een tentakel van
een inktvis), waarbij geschreven werd met zout bevattende sepia-inkt
van deze vis (en een vergelijkbare vorm van gesneden riet en van een
vogelveer), ontwikkelt de metalen pen zich via een model met een korte
spoel met afgeschuind uiteinde (zog. omsteekpen)
naar een zeer puntige - stansbare - in massa produceerbare en
vervangbare pen, die in een houder met een cilinder met inwendige bus
dient te worden geschoven.
In
ieder
geval beschrijft Nicolas Bion (1652–1733),
instrumentmaker van de Franse Koning
(ingenieur du Roi), eeuwen later een soort vulpen (la
plume sans fin/ stylographe) in
een
verhandeling uit 1709 ("Traité de la construction et des
principaux
usages des instruments de mathematique"). Mogelijk heeft Bion de pen
zelf ontwikkeld, maar dat is niet zeker. Het
kenmerkende van dit soort scherp gepunte metalen indoop-/ vulpennen is
wel, in
tegenstelling
tot ganzenveren pennen, dat hoe men de penpunt ook beweegt, ze overal
een bijna even brede
lijn laten zien. Het metaal voor de penpunt
was soms van edelmetaal. Dat bepaalde zeker de prijs. De gewone burger
gebruikte de ganzenveer. Daar deed het
corrosieprobleem zich niet voor. Maar er moest wel herhaald gesneden
worden. Men kocht waarschijnlijk daarom tot pen gesneden
ganzenveren per bosje van bijv. 100
stuks als men door moet kunnen schrijven.
De
Engelsman Joseph Bramah
ontwikkelde zelfs in 1809 nog een machine om ganzenveren te slijpen.
1717-1722
Zilveren
reis schrijfset of Encrier de Voyage, bestaande uit vier
schroefbare delen. Parijs,
1717-1722. Lengte 12 cm. Gewicht 20 gram.
Geveild
door Sothebey's november 2010. Hier getoond om de vorm
van de metalen penpunt te laten zien. Opvallend is de kleine,
korte penpunt vergeleken met het brede, lang doorlopende schouderblad
erboven.
Deze
vorm is niet direct verwant met de snijwijze van de ganzenveer of
de rietpen.
Als
inspiratie voor de korte penpunt heeft mogelijk een model van een
metalen inktpen gediend, vergelijkbaar met een bronzen romeinse inktpen
die
zich nu in de collectie van het British Museum bevindt. Voordeel van de
korte punt is het voorkomen van doorbuigen van de penpunt. Het uiteinde
verwijst nog, zo lijkt het, naar een stylus. Ook in het
Römisch-Germanisches Zentralmuseum in Mainz is een
vergelijkbare bronzen pen met korte penpunten
aanwezig.(Schreibgeräte und Schreibzubehör aus Augusta
Raurica p. 178)
1726-1732
Een
andere zilveren reis schrijfset of baradelle uit de periode rond
1730 en afkomstig uit Parijs. Lengte eveneens 12 c.m en gewicht 20
gr. Geveild bij Drouot, Paris 2016.
De
penvorm wijkt duidelijk af van een vergelijkbare set uit 1722.
De overeenkomst met de klassieke calamus of rietpen vorm is duidelijk
herkenbaar. De punt is niet zo scherp en mogelijk meer geschikt voor
dik-dun schrift.
In 1748
is in de schriftelijke aantekeningen van de
burgemeestersdienaar Johannes Janssen bij het tweede
Congres van Aken te lezen dat er nieuwe schrijfpennen van staal
beschikbaar waren, die hij had uitgevonden en die aan vele aanwezigen
zijn verkocht en zo in heel Europa zijn verspreid. Het is bekend dat
hij ze door een horlogemaker in Aken had laten maken. Helaas
is zijn pen in de verzameling van het Londense Science museum
niet terug te vinden.
(Es ist
also gewiß, daß 1748 Aachener
Stahlfedern zum Preise von
9 Mark Aachener Währung oder 1 Schilling für das Stück
nach Deutschland und ins Ausland verschickt wurden.)
voor1743
Bus
met tekeninstrumenten uit het wrak van de Oost-Indiëvaarder
Hollandia
Metalen insteekpen als onderdeel van
een set met tekeninstrumenten in foudraal. Volgens de begeleidende tekst is de
originele pen nog aanwezig: c: (1)
pen, straight tube (2.4l, 0.5d) with dip pen inserted (0.4d); Dit model zouden we tegenwoordig een
omsteekpen noemen. De pen is geschoven in een
cilindrische bus (van verguld brons?) die op zijn beurt vast zal hebben
gezeten aan een houten steel. Opvallend is de lange holle
opening aan de onderzijde en de lange penpunt in verhouding tot de
diameter. Deze pen is zowel geschikt voor schrijf- als tekenwerk.
De voorwerpen zijn opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum in
Amsterdam.
1781
Scheller
uit Leipzig

Links op de afbeelding: model van een schrijfpen met inktreservoir is
ontwikkeld doort Scheller, Mechanikus in Leipzig. Scheller produceerde
deze pen voor het eerst in 1781 in een messing en een minder zware maar
welk duurdere, hoornen uitvoering.
Informatie over dit model is te vinden in: Friedrich
Nicolai, "Beschreibung einer Reise durch Deutschland und die Schweiz im
Jahr 1781 [...], Volume 1", Berlin und Stettin, Nicolai, 1788, (dig.
pag 426-429)
Opvallend is dat het schrijfgedeelte uit de spoel van een gesneden
ganzenveer bestaat, terwijl er al in het begin van de 18e eeuw
volledige messing of zilveren reservoir-pennen zijn geproduceerd.
De keuze voor een lichtgewicht draagbare pen speelt zeker een rol bij
gebruikers. Friedrich Nicolai is enthousiast over deze pen en wijdt er
een
uitgebreide beschrijving en tekening aan.
1788
Krünitz
In de
Encyclopedie van Krünitz komen we ook een afbeelding tegen
van bovenstaand model van een vulpen. De spoel onderaan is afkomstig
van een natuurlijke ganzenveer. Als de penpunt bot is dient de hele
spoel te worden vervangen door een nieuw exemplaar.
Dat
nieuwe exemplaat dient dan ingelijmd te worden. De pen van Scheller uit
Leipzig is hier afgebeeld.
Krünitz,
Johann Georg / Traßler, Joseph Georg: Oeconomische
Encyklopädie, oder allgemeines System der Staats-, Stadt-, Haus-
und Landwirthschaft, in alphabetischer Ordnung, Brünn, 1788
In
zijn Encyclopedie (1788) komen we enkele regels tegen over
de metalen schrijf- en tekenpen:
p.
404-405
"Man hat auch Federn von
verschiedenen Arten der Metalle, unter welchen die silbernen noch die
besten sind. Natürlicher weise aber werden alle metallene Federn
durch die Tinte und der gebrauch bald abgenutzt.
Gläserne Federn machen zu dicke
Striche, sind aber zum Linienzeichnen recht gut zu gebrauchen.
Siehe auch Reiß-Feder." Elders bij
Krünitz: "Reißfeder 1) eine Feder zum Reissen, oder
Zeichnen, welche von
Stahl, Eisen oder Messing ist, scharfe Linien damit zu ziehen. 2) Auch
die lange metallene, an beyden Seiten gespaltene Hülse, schwarze
Kohle, Röthel, Kreide etc. zum Reissen oder Zeichnen darin zu
befestigen, führt den Nahmen Reißfeder."
Blijft dat hij wel metalen pennen als
mogelijke schrijfpennen vermeld.
JdH: Uit
de omschrijving van "Reißfeder"
blijkt dat het een metalen trekpen is. Een "Reißfeder"
is echter iets anders dan een "porte crayon"of krijthouder.
19e eeuw
1803
Penvorm
tachigrafische pen, Marti (1803)
De
Paula Marti, Francisco, "Tachîgrafía Castellana
ó Arte de Escribir [...] con tanta velocidad como se habla, y
con la misma claridad que la escritura comun [...], Madrid, Sita Calle
de Capellanes, 1803 (1799). p. 72-73 , pl. LXVI . De Paula
Marti
ontwikkelt een eeuw later ook een vulpen maar dan voor gemakkelijke
stenografische notatie. Zijn argumentatie is: De pennen van staal of
metaal hebben het voordeel, boven die van vogels, van het niet zo
gemakkelijk uiteenstaan van de punten; en bij het tachigrafisch
schrijven is het handig om met een heel dunne pen te schrijven, zodat
de bewegingen niet verward (rommelig) zijn.
Opvallend
is dat de pen van De Paula Marti overeenkomst vertoont met de
vorm van de nog steeds veel door tekenaars gebruikte "omsteekpen". Deze
pen is gebaseerd op een open cilindervormige spoel die aan
één zijde is afgezaagd en aan de penpunt zijde
overeenkomst vertoont met een gesneden ganzenveer. Al in de tijd van
Lodewijk de 14e was dat model metalen pen het uitgangspunt voor de
metalen pen. Opvallend is dat alle handgemaakte metalen pennen
spitse penpunten bezitten in tegenstelling tot de (ganzen)veren pennen.
1829
In een
Duitse tekst uit 1832 komen we een korte beschrijving tegen van
de uitvinding van een
speciale pen die heel fijn kan tekenen en waarvan de penpunt uit een
holle pyramide bestaat, gevormd door drie spelden/ naalden. De pen is
gemakkelijk zelf te maken. Ook hier
wordt een vergelijking met een Reißfeder of trekpen gemaakt.
Een uitgebreide beschrijving van de
constructie treffen we aan
in het artikel "NEW DRAWING PEN. By Mr. R. Christie, Secretary of
the London Mechanics' Institution", (The
Register of arts and journal
of pate ..., 1829)
"62. Ueber
Hrn. Christie's Zeichenfeder als Schreibfeder. Ein
Leser
schreibt über Hrn. Christie’s Zeichenfeder Folgendes:
»Ich verfertigte mir alsogleich
eine
solche Zeichenfeder, und war damit nicht bloß im Stande, so fein
zu
zeichnen, wie ich es bis her mit keiner Rabenfeder vermochte, und
feinere und reinere Striche zu liniiren, als es mir bisher mit keiner
Reißfeder möglich war; sondern ich bemerkte auch sehr bald,
daß, wenn
man die unendlich feine Spitze auf einem Wetzsteine etwas zurundet, man
mit einer solchen Feder besser und reiner schreiben kann, als mit jeder
anderen. Die Zeilen, die ich Ihnen hier zu schreiben die Ehre habe,
sind mit einer solchen Feder geschrieben, und ich darf hoffen,
daß Sie
an der Schönheit und Reinheit dieser Schrift nichts zu tadeln
finden
werden.«
»Die Vortheile einer solchen
Schreibfeder sind wahrlich nicht zu berechnen. Außer dem,
daß man damit
schöner und reiner schreiben kann, als mit jeder anderen, wird
eine
solche Feder nie matt, nie stumpf; sie bedarf keines Ausbesserns,
keines Schneidens, und bleibt immer gleich scharf, gleich rein, gleich
gut. Ich habe mit meinem ersten Versuche mit dieser Feder gewiß
mehr
als 2 Buch Papier voll geschrieben, und die Feder schreibt, wie Sie
?ehen, noch so rein, wie bei dem ersten Striche, den ich mit derselben
versuchte. Welcher unendliche Zeitgewinn, da man nun keine Zeit mehr
mit dem langweiligen Federschneiden verlieren darf!«
»Ein nicht unbedeutender
Vortheil bei
dem Gebrauche dieser Feder ist auch noch der, daß, da die Tinte
mittelst derselben etwas tiefer in die Oberfläche des Papieres
gelegt
wird, kein Radiren, kein Ausbringen der Tinte mit Chlor oder
Sauerkleesalz so leicht möglich ist.«
»Eins muß ich jedoch
bemerken. Dieses
Non plus ultra einer guten Schreibfeder fordert eine leichte Hand.
Aufdrücken dürfen Sie nicht, sonst bleiben Sie stecken. Sie
müssen,
wenn Sie mit einer solchen Feder schreiben, dieselbe so leicht
führen,
als ob Sie zeichneten, und dann werden Sie zehn Mal schneller und
schöner mit den drei Nadel-Spitzen schreiben, als mit einer Feder
aus
irgend einem Federkiele, und käm' er aus dem Flügel des
Erzengels
Gabriel selbst.«
Man kann diese wohlfeile Zeichenfeder
von dem Mechaniker Sebastian Müller in Augsburg beziehen. "
JdH: Voor fijn tekenwerk gebruike men in
de18e en begin 19e eeuw dus
nog ravenveren.
In de praktijk was een gemiddelde
ganzenveer rond 1800 bij schrijven slechts een
week bruikbaar.
Mogelijk was dat toen bij het
tekenen met
inkt ongeveer even lang.
Pas als
de metalen indoop-pen corrosiebestendig (roestvrij) is
en er door mechanisatie via stansen massaproduktie mogelijk is,
breekt de metalen pen zonder cilinder of spoel op grote schaal
door. Dat wil dus niet zeggen dat er voor 1800 geen metalen
teken- en schrijfpennen in kleine oplagen werden vervaardigd en
gebruikt. Of kunstenaars zich wel van metalen
pennen bedienden is wellicht aan hun werk te zien. Studie van de
lijnvoering (dik/dun variatie), de samenstelling, lijming en
coating van het papier (vanaf
ongeveer 1430) en daarmee samenhangende eventuele haperingen van de
penpunt in het papier van oude meester-tekeningen uit de 17e eeuw (en
later) kan uitwijzen of er naast gesneden pennen van vogelveren ook
metalen tekenpennen zijn gebruikt vanaf het begin van onze jaartelling
tot 1800.
Tot
lang na de uitvinding van geschept papier werd nog
op perkament geschreven. De lijnvoering op perkament laat op de
haarzijde (te herkennen aan kleine poriën) een andere lijnvoering
zien dan aan de zog. vleeskant. Voor tekenaars kan dat een rol
hebben gespeeld. Vroeger werd de vleeszijde met puimsteen glad
geschuurd. De schurende werking daarvan was handig voor het
werken met de zilverstift.
De
volgende stap was de massa-produktie van gestanste metalen
indooppennen zonder gesloten spoel in het begin van de 19e eeuw.
Bekend zijn Joseph
Gillot, James
Perry en William
Mitchell (kalligrafie). Om de
slijtage aan de punt van een vulpen te voorkomen past men halverwege de
19e
eeuw de iridium punt toe.
Jaap Bolten, onderzoeker en kenner van
Abraham Bloemaert, heeft meer dan 1700 tekeningen van deze kunstenaar
gecatalogiseerd. Dit grote aantal verklaart hij uit het feit dat van
Abraham Bloemaert waarschijnlijk het grootste deel van het
werkmateriaal is overgeleverd. Het œuvre van Bloemaert bestaat
niet alleen uit fraai uitgewerkte voorstellingen maar ook uit
talloze studies. Jaap Bolten heeft ze ingedeeld naar onderwerp:
verhalende voorstellingen, portretten, genre, dieren, planten en
“studies”. De rubriek studies heeft hij weer onderverdeeld in
mensen, dieren, planten en landschappen.
Jaap Bolten,
Abraham Bloemaert c. 1565-1651, The Drawings.2 vols, I: Catalogue, 558
pp; II: Illustrations, 505 pp., [Oegstgeest] 2007
Privately printed; ISBN
978-90-811060-1-6
Het
Schilder-Boeck
(Carel van Mander, Haarlem, 1604)
Net als andere gerenommeerde 17e eeuwse schilders zal ook Abraham
Bloemaert het boek van Carel van Mander ongetwijfeld
hebben gekend. In het 1e deel wordt een verhandeling over
de schilderkunst gegeven ( De
Grondt der Edel vrij Schilder-const), in de daaropvolgende
delen
worden de levens van de schilders behandeld. Ook
Abraham Bloemaert wordt daarin geroemd.
Mineralen
als grondstoffen voor pigmenten
In
de 17e eeuw waren naast
plantaardige kleurstoffen o.a. ook de volgende minerale pigmenten
beschikbaar:

Minerale pigmenten in hun
oorspronkelijke vorm.
Van links naar rechts,
van boven naar beneden:
kopersilicaat, orpiment
(uit Noord Afrika), realgar,
lapis
lazuli, azuriet,
hematiet (uit Puissaye),
malachiet(2x), gele oker (uit Puissaye), cinnaber
(natuurlijk vermiljoen uit Almaden), rode oker (uit Roussillon),
wit
krijt
(uit Le Tréport), zwart
krijt (schalie uit Ierland), steenkool
(uit Tsechië), rötel
(uit Theley) en
rechtsonder:
rode bolus (uit Pozzuoli).